WOEST

Home

Het geheim van

Woeste Willem

COURANTIER PLUYGERS OVERLEDEN

Kennissen van voorheen van wie en over wie je jaren niets hebt gehoord, zijn in je geheugen overleden. Totdat ze ergens in een bericht of column opduiken en springlevend blijken te zijn. Soms zijn ze de honderd gepasseerd.

Een gevoel van lichte schaamte bevangt je. En meer. Je leeft ruim in de tachtiger jaren en vraagt je af uit hoeveel gedachten en herinneringen van kennissen van vroeger jezelf niet meer bestaat. Kortom, je bent gedeeltelijk al dood.

De veronderstelde overledenen kom je tegen in een advertentie als overlijdensbericht of in de kolommnen van de krant wanneer hun overlijden nieuwswaardig is.

Zo verraste mij het overlijdensbericht van Pluygers, directeur van krantenconcerns, die de leeftijd van 104 jaar bereikte.

Hij was meer dan een directeur; een wat je vroeger een courantier noemde, een persoonlijkheid in het krantenbedrijf, die niet alleen winst en verlies in de gaten hield, maar ook als uitgever functioneerde en zich nog met de redactie bemoeide.

Pluygers was de man, die na de Tweede Wereldoorlog het Algemeen Dagblad oprichtte.

Wie las in die tijd dit landelijk ochtendblad uit Rotterdam ? Een goede kennis, die al getrouwd was toen en in Indonesië als militair had moeten dienen, legde uit waarom hij deze krant las. Pluygers was tijdens de oorlog daar zijn luitenant geweest. En hoe? Zo iemand kon ook een goede krant maken.

Ik werkte niet onder maar in de omgeving van de courantier. Hij kwam me tegen dicht bij zijn villa in Haamstede. Dat was op het strand van Haamstede. Met ons drieën, vader en twee kinderen, werkten we aan een kasteel met een gracht er om heen, dat bestand zou zijn tegen het water van de zee, dat op zou komen.

Er passeerde een man met een grote en dure hond. Ik herkende hem, maar meende het te druk te hebben te groeten.

Hij maakte een flinke wandeling. Na ruim een uur kwam hij terug, bleef staan en richtte het woord tegen ons. We werkten nog door. De man zei: “Jullie zijn goed opgeschoten. Ik vraag me af, of je na je vakantie straks in de tijd van je baas ook zo hard zult werken.” Ik bespeurde op zijn gezicht een lichte grijns.

Niet dat ik kwaad was, maar ik flapte het er uit, bedenkend dat hij niet mijn baas was: “Dat is nu echt een opmerking van een directeur; wat zeg ik, van een ouderwetse krantenredacteur. Het spijt me dit te moeten zeggen.”

Even was ik bang, dat hij de hond op ons los zou laten. Maar die was al doorgelopen.

“Kent u mij dan”, was zijn vraag. Plotseling was ik voor hem toch een “u” geworden.

“Ja, van de Witte de Withstraat in Rotterdam. Ik werk daar.”

“Niet bij ons.”, merkte Pluygers op. “Verderop in de straat. Bij de Kwartetbladen en Trouw?”, antwoordde ik.

Onze ontmoeting op het strand was in de tijd, dat de dagbladen in Nederland het moeilijk hadden. De van oorsprong christelijke dagbladen waren ook gedwongen te fuseren wilden ze blijven bestaan. De keus was tussen de Perscombinatie in Amsterdam of het concern van Pluygers in Rotterdam. De onderhandelingen met Pluygers waren afgebroken en het zou Amsterdam worden.

Hij vroeg hoe de stemming bij ons was. Ik liet merken dat Amsterdam wel zou doorgaan. De zet- en drukorder zou niet verlengd worden. Hij zou een belangrijke klant verliezen.

Het eind van ons gesprek was, dat hij toch wel weer met de christelijke pers wilde praten. Zijn verzoek aan mij was dat te willen doorgeven.

Hij had me ook nog toevertrouwd, dat juist door de zet- en drukorders van de christelijke pers het hem was gelukt het Algemeen Dagblad op de been te helpen en te houden.

We hebben vriendelijk afscheid genomen. Ons kasteel hebben we afgebouwd. Het hoogwater hebben we niet afgewacht. Het kasteel is blijven bestaan in onze verbeelding.

De boodschap van de courante heb ik niet doorgegeven.

Het christelijke Zeeuwsch Dagblad, waarvoor ik in de jaren vijftig werkte, was reeds eerder in de problemen gekomen. Pluygers ontfermde zich over dit dagblad, dat enkele pagina’s in de uitgave van het Algemeen Dagblad kreeg en later geheel verdween. Dat zou stellig ook het lot worden van het dagblad Trouw en de Kwartetbladen.

De economische en financiële wetten zijn hard.

Ik was fel tegen de Rotterdamse oplossing van mijn krant.

Hoe dan ook, gen rancune. Pluygers wist zijn mensen wel te vinden. Mijn Haagse collega Piet Bouwmeester werkte bij het Zeeuwsch Dagblad, toen deze krant ter ziele ging. Hij kwam op de parlementaire redactie van het Algemeen Dagblad in Den Haag terecht, werkte dertig jaar voor deze krant en was onder meer chef van de politieke redactie.

Toen hij gepensioneerd was schreef Piet een boek over „De roerige geschiedenis van het zelfstandige Algemeen Dagblad”, aldus de ondertitel. Het werd een uitvoerig relaas over het ontstaan en de groei van het Rotterdamse ochtendblad met als hoofdpersoon Pluygers, die in de titel van het boek de naam „Woeste Willem” kreeg, die met zijn ochtendblad een gouden greep deed.

Wat was zijn geheim? Me dunkt, als je onder de barre omstandigheden van wat de politionele acties in Indonesië werden genoemd, al indruk maakt goed te zijn voor het krantenvak is de gouden greep niet zo verwonderlijk.

Bert de Jong

Terug naar Weerwater >>>>>>>> Home