gedicht

Op het wereldgebeuren

Ruim zestig jaar geleden, december 1956, schreef ik een gedicht op het wereldgebeuren. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw, toen de internationale politiek ook een dreigend karakter had:

de nationalisering en afsluiting van het Suezkanaal door de Egyptische machthebber Nasser,

de rol van de Engelse premier Eden,

de heersende koude oorlog en de Russische invasie in Hongarije. Het kon niet op.

De overeenkomsten met nu.

De laatste maanden spookten flarden van dit gedicht door mijn hoofd. Maar er bestond geen geen digitale versie en naar een knipsel in de garage opgestapelde oude schoenendozen was het geen zoeken.

Het leek op een bestiering door het lot. Een zoon wordt binnenkort zestig jaar. Een aanleiding foto’s uit dit ook al lange leven te verzamelen. In een jaren lang keurig verzorgd plakboek dook het gedicht op, in een mooie layout gedrukt. Ik geef het gedicht hier weer vanwege zijn actualiteit en als bemoediging.

Daar is geen barrel aan deez klont

geen brel en bral

geen glorie aan het zwerk.

Het grelt en gralt

en knelt en knalt

en alles bralt.

Straks barst de bal.

Maarrrrrrr,

op de doke, doke hage

rijdt kapoen met Petterflet.

Wil je weten, wil je weten

wat hij in zijn petje het?

Dul en boes en ijk en kroes

ijk en kroes en dul en boes.

En blij van zin

gaan daar de bal en klonter in;

een nasser met een naasj erbij

een ieden en een mollet

een kremlin van jan pet.

O, kommerderijke

naar Kapoen en Petterflet.

Dan gooit Kapoen

de klont en bal

krrrrrrrrrsssst

boemmmmmmm en batttssss

In de schoen

van Bob.

De bal voor Bob;

ik zie, ik zie, ik zie

De bal voor Bob.

Hij lacht en lolt

en rent en dolt

en smijt en rolt

en zoent en solt

die bal van hem.

De bak springt weg ,

waar is ‘t ie nou?

ja, ik zie, ik zie, ik zie.

Hij lacht en lolt

en rent en dolt…

en de maan schijnt door de bomen

en heeft de grootste pret,

want de bal

die is van Bob

Er is weer glore aan het zwerk

en de bal

die barst niet meer.

Bert de Jong.