Vriendelijk

Dementerenden, die van de lijst worden geschrapt

De druk

uit de samenleving

neemt toe

Het is de oma van het gezelschap, die de opmerking maakt. We zitten met z’n drieën na te praten in de hal van het verpleeghuis van de Helpende Handen op het terras, dat is ingericht voor het bruin cafe, dat ondanks alle gehandicapte omstandigheden sfeervol in stand wordt gehouden.

Zij zegt: “Het is duidelijk, dat u twee broers bent. U lijkt precies op elkaar.”

De oma laat mij buiten beschouwing.

Ik kom er direct tussen en verklaar:

“Hoe kan dat nou? De oudste (Wim) is 86 jaar en de andere (Hennie) wordt binnenkort tachtig. Ze zijn bejaard tot hoogbejaard.Hoe ziet u dat?”

“Geen twijfel”, antwoordt de oma. “Het zijn broers. Waar of niet?”

Ik moet capituleren en vraag: “En wat denkt u van mij?”

Had ik niet moeten zeggen.

“Geen idee”’ is het antwoord.

“Daar heb je het weer.”, denk ik. “Mijn leven lang ben ik het tussenkind geweest. Verwekt en geboren tussen mijn oudste broer, waarop mijn vader erg trots was en wie hij als onderwijzer op school volgens mij voortrok en mijn jonger broertje, die meer verwend werd. Een keer tussenkind, altijd tussenkind.

Ik lijk niet eens meer op mijn broers.”

De oma zwijgt wijselijk.

Het gesprek, dat wij hebben is boeiend en inspannend. We zouden het, gehoord het karakter, niet kunnen voeren in Hoppe of Hesp, hoe stom het daar ook toe kan gaan.

We evolueren met Wim ons bezoek aan het Cobramuseum. In de werken daar ontbreekt het niet aan sprekende en heldere kleuren. Wim probeerde ons in een ononderbroken woordenstromen uit te leggen, wat hem had getroffen. Nu doceert hij weer over andere zaken, die hem beroeren en wil hij ons nog meer duidelijk maken.

Wij doen pogingen door het gordijn heen te kijken,

waarachter zijn denken schuil gaat.

Slechts een enkele keer lukt het en gloort bij ons begrip.

Ik voel zijn pijn,

dat hij ons niet bereikt.

De filosoof Bert Keizer, die arts is in een verpleeghuis, komt in zijn

Uit een enquete onder de 10.000 leden van de ouderenbond blijkt dat negentig procent van de ondervraagde leden van mening is, dat bij ernstige dementie een arts tot euthanasie kan overgaan wanneer er een wilsverklaring van weleer aanwezig is.

Maar Keizer neemt het op voor zijn groepje mensen in het verpleeghuis tegenover de overgrote meerderheid van de leden van de ouderenbond, die roepen dat de geest er uit is en dat zijn mensen geen mensen zijn en men die kan laten inslapen.

Ze worden nog lager ingeschaald dan de zo geliefde dieren. Immers, het is vrij zeldzaam dat dementie zo grondig sloopt, dat je iets als een comateuze patiënt overhoudt, betoogt Keizer.

Hij signaleert dat de druk uit de samenleving voor levensbeëindiging toeneemt.

Het verpleeghuis, dikwijls decor van drama’s.

Het gezelschap een tafeltje verder omvat vier generaties: de baby in het wagentje, de moeder, de oma, die de gelijkenis tussen mijn twee broers opviel, en de over-oma of ouwe oma in de rolstoel. Zij is bewoonster van het verpleeghuis en heeft het achterkleinkind nog in haar armen in de rolstoel

Over-oma geeft het kindje weer aan de moeder. De familie komt in beweging richting de deur waarachter het groepje mensen van over-oma is ondergebracht.

Oma schuift de rolstoel, de moeder het wagentje van de baby.

We zeggen gedag.

De moeder blijft staan en draait de zich om.

Haar blik glijdt over ons heen.

“Mag ik wat zeggen?, is haar vraag.

We reageren nauwelijks.

“Dan zeg ik het toch maar.

“Het is mij opgevallen, dat u zulke vriendelijke gezichten hebt.”

“Vriendelijk?“Ja, alle drie.”

We blijven stil.

Eindelijk waag ik te reageren:

“Wat lief van u, dat te zeggen”

“Maar het is zo”, verzekert zij.

Ik hoor er toch bij.

Het tussenkind is verdwenen.

Dat is het niet alleen.

Vriendelijk, vriendelijk met mijn agressiviteit soms.

Wim moet het ook begrepen hebben.

We kijken elkaar aan.

Er zijn momenten in je leven,

dat het geluk door je heen stroomt;

je het gevoel krijgt

verbonden te zijn

met ik weet niet wat,

waar geen evenement tegenop kan.

Hier.

Bert de Jong.

column in het laatste nummer van Filosofie Magazine op het woord “ontgeesting”. Hij heeft elke dag te maken met een onthutsende groep mensen. De dementerenden, die “door sommige anderen van de lijst met mensen worden geschrapt.“Dementie noemt hij ‘ontgeesting’. De moeilijkheid is dat de ontgeesting sluipend is en dat niemand kan zeggen, dat de geest echt helemaal uit een mens is.