Lichtjes

Hij is er nog met ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~

Woorden als lichtjes

in het duister

Mijn oudere broer is geen meneer meer. Zijn Surinaamse verzorgster heeft dat geconstateerd. We zitten op het bordes van de afdeling van de al of niet ernstig dementerende ouderen. Er is, zoals dikwijls, gehannes met rollators, die in de weg staan en een bewoner is ingedommeld. De stoel, waarin hij zit, verspert de doorloop en er is in man en stoel geen beweging te krijgen.

Toestand en ik vraag: „Jullie maken toch geen ruzie hier?”. De Surinaamse ontkent dit met klem en zij, die zich verstaanbaar kunnen maken, mompelen ontkennend. Hoewel, er is wat gebeurd. Bepaald is dat meneer De Jong alleen zijn wandelstok in handen krijgt, wanneer hij met zijn bezoek de afdeling verlaat voor een wandeling. Binnen geen wandelstok. Hij heeft zich misdragen en met de stok er op los getimmerd. Vandaar.

Maar de wandelstok heeft niets met zijn afwaardering als meneer te maken.

Voor mijn oudere broer is op het bordes geen stoel voor handen. Ik sleep er één aan en zeg dat dit de stoel voor meneer De Jong is. „Hij is geen meneer meer”, valt de Surinaamse in, „want hij reageert niet meer op meneer.” Ze weet dat te bewijzen en roept naar mijn oudere broer, die die in zijn gedachten is verzonken: „Meneer de Jong.” Hij reageert niet. Haar herhalingen hebben ook geen effect. Dan zegt ze duidelijk: „Wim, Wim” . Zijn kin gaat naar boven en de bekende glimlach verschijnt weer op zijn gezicht. Wim dus. Dat klinkt vertrouwelijker.

De verzorging is op de hoogte van wat de familie van mijn oudere broer recent is overkomen. Zijn dochter Annet en schoonzoon Wim zaten in de MH17. Hun stoffelijke resten zijn nog niet terecht. Hoe dat zij, mijn oudere broer is niet geïnformeerd, weet van niets. De tijding kan hem niet bereiken. Veronderstellen we.

Ik heb de Surinaamse en haar collega de foto laten zien van de drie dochters van Wim, van wie de middelste Annet was.

Het gaat mijn oudere broer voorbij. Dit ondraaglijk onheil schijnt hem niet te treffen.

Intussen verwondert het me meer en meer dat hij er nog is.

Beneden, even bezijden de levendige en gezellige lobby in de gang een tafeltje.

Het is te klein voor zijn functie. Er liggen drie condoleance-albums op met verdere informatie van drie overledenen.

Mijn oudere broer is er nog en elk contact met hem is onbetaalbaar. De Surinaamse verstaat de kunst van communiceren. Het warme eten is in aantocht. Waar wordt het met dit mooie zomerweer opgediend? De bewoners mogen zelf beslissen.

Ze roep Wim bij naam. Hij is nog stevig met zichzelf bezig. Na haar herhalingen kijkt hij op. Of hij buiten of binnen wil eten. Ze maakt er een gebaar bij.

Mijn oudere broer antwoordt niet met een eenvoudig ‚ja’ of ‚nee’ en zegt bescheiden als vroeger: „wat mij betreft buiten.”

Hij is er nog. Zijn woorden zijn heldere lichtjes in zijn duister bestaan.

Als we elkaar deze dag voor het eerst zien ben ik in spanning of hij iets van me herkent. We kijken elkaar naar mijn besef lang aan. Hij noemt mijn naam niet. Wel zegt hij goed verstaanbaar: „Hah de man met de auto”. Mis, mijn jongere broer, die er deze dag niet is, komt met een auto.

Het eten staat op tafel.. We nemen afscheid, elkaar in de ogen kijkend.

Het komt er zo gewoon uit.

Mijn oudere broer zegt: „Bedankt”.

Ik herhaal dat.

Bert de Jong

Terug naar Weerwater >>>>>> Home