vertrouwen

Na 53 jaar van liefde en geluk

samen de dood gekozen

en

Na 60 jaar samen

vol vertrouwen verder zien

„Zou jij 120 jaar willen worden?”

Deze vraag werd me niet zo maar in het wilde weg gesteld. We hadden juist de vorderingen in de medische technieken en wetenschap besproken. Een prognose, dat het bereiken van een leeftijd van120 jaar in de toekomst voor de mensheid was weggelegd, had onze aandacht getrokken.

Zou ik dat willen? Van mijn ondervraagster wist ik, dat ze werkzaam was aan de universiteit van Utrecht in de sfeer van de geestelijke wetenschappen: filosofie en theologie. Ze verwachtte een serieus antwoord. En dat was een hartgrondig „Ja!”.

Verbaasde blikken om me heen. „Maar dan zal je ook verplicht zijn minstens tot je zeventigste jaar te blijven werken”, hield ze me voor. Dat hadden de rekenmeesters van deze tijd na de optimistische prognose van de medici inmiddels vastgesteld.

„Die leeftijd ben ik al lang gepasseerd.”, was mijn reactie. Dat had ze kunnen weten. We zaten in een resort in Egypte aan de Rode Zee en hadden elkaar gevonden als vakantiegasten in deze paradijselijke ambiance. Wat wilde ik nog meer? Dagelijks bracht ik aan het rif voor de kust een bezoek onder water aan de vissen en het koraal, daar in alle kleurenpracht te bewonderen.

Je zou bijna in een eeuwig leven op aarde gaan geloven.

Het bleef „Ja”.

Daar aan de Rode Zee had ik geen enkele reden te twijfelen aan een langer leven.

Jaren geleden genoten we met mijn oudere broer en zijn vrouw op een Grieks eiland. Die avond in de heerlijke, klare avondlucht deed zich een sterrenregen voor. Aan elke vallende ster kon je een wens kwijt. Je moest wel op tijd zijn met het uitspreken van je verlangen.

Gerda, mijn schoonzus, tuurde paraat het luchtruim af en gaf op tijd de ster, die voorbij flitste, deze wens mee: „Oh, ik hoop zo dat Wim (haar man en mijn oudere broer) honderd jaar wordt.”

De wens is gedeeltelijk vervuld. Hij is 88 jaar geworden. Maar zij overleed voor hem.

Aan deze voorbeelden van een optimistische kijken op toekomst en leven moest ik denken bij het lezen van de wekelijkse brief, die hoofdredacteur Cees van der Laan van Trouw zaterdag schreef aan zijn lezers. Hij heeft het over zijn moeder, die 86 jaar is; twee jaar jonger dan ik ben. Ze krijgt alle zorg, die nodig is en wordt regelmatig door de familie en de mensen van de kerk bezocht. Toch zegt ze eenzaam te zijn en meent ze, dat haar leven voltooid is.

Je vraagt je af of in de orthodox kerkelijke kring het geoorloofd is te denken en te bepalen. dat je eigenlijk niet meer hoeft te leven. Dat maak je toch zelf niet uit?

Alsof God er niet meer is, Die je leven zo heeft geleid.

Van der Laan haalt haar als voorbeeld aan, omdat de krant de laatste weken veel brieven van oudere lezers krijgt toegestuurd, die hun leven voltooid achten. Aanleiding is het idee van minister Schippers van volksgezondheid om mensen, die hun leven als ‚voltooid’ zien, maar gezond zijn en medisch niet ondragelijk lijden, de mogelijkheid bieden te sterven.

Volgens de hoofdredacteur is de opinieredactie van de krant tot de conclusie gekomen, dat de meerderheid van de oudere lezers meer begrip hebben voor het idee van de minister zelfmoord toe te staan, wanneer men meent dat het leven ‚genoeg’ is geweest.

Opvallend is, dat de liberale NRCHandelsblad gereserveerde reageerde op het idee van de geestverwante minister Schippers. In haar column van zaterdag 15 oktober waarschuwt Rosanne Hertzberger, dat het kiezen voor de dood een mode begint te worden. De ogenschijnlijke fundamentele en principieel puur persoonlijke zaken als van het leven en de dood zijn buitengewoon modegevoelig. Ze vervolgt:

Ik denk dat de regering met deze nieuwe regeling de dood van een kerngezonde oudere normaliseert. In plaats van ouderen aan te moedigen om zichzelf opnieuw uit te vinden, om nieuwe technologie te leren gebruiken, maatregelen te nemen en zichzelf desnoods met een robot uit hun isolement te trekken, zorgt dit kabinet ervoor dat ouderen nog makkelijker de nooduitgang kunnen vinden.’

Het plan van de minister, die een wettelijke regeling aankondigt, is van het hele kabinet. Mij is geleerd, dat een belangrijke taak van de overheid is het menselijke leven te beschermen. Daar zijn een scala van wetten, betreffende onze veiligheid en zorg op gebaseerd. Maar nu wil het kabinet juist het vernietigen van het eigen leven, wanneer men dat ‚voltooid’ vindt niet beschermen, maar mogelijk maken, het eindigen van eigen leven zelfs stimuleren. Dat schuurt bij me.

Rosanne Herzberger is microbioloog en ziet in de toekomst veel mogelijkheden het leven met name voor de oudere mens aangenamer en dragelijker te maken. Dit is haar toekomstmuziek:

„Willen wij überhaupt nog wel dood? Ik heb straks een robot om mijn sokken aan te trekken, mijn spieren te masseren, me te helpen met opstaan als ik per ongeluk ben gevallen. Een heup breek ik daar niet bij, maakt u zich geen zorgen, daar heb ik airbags voor. Soms laat ik een drone nieuwe plantjes voor mijn tuin bezorgen en ook maar meteen in de grond zetten. Soms pak ik mijn fiets die nooit omvalt. De lenzen in mijn ogen moeten zo nu en dan worden bij geschroefd. En u hoeft niet zo te gillen, want ik hoor alles prima, dank u wel….Het is maar goed ook. Een aanzienlijk deel van ons wordt 100. Het is belangrijk dat we niet gaan sikkeneuren als we 80 zijn. Moet je je voorstellen wat je allemaal met die laatste 20 jaar kan doen?”

Of over de 120 maar niet te spreken. Wanneer een dergelijke utopie wenkt.

In de NRC van een week later vraagt redacteur Marjolein de Vos zich af of het verlenen van de mogelijkheid zelf je leven te beëindigen altijd met barmhartigheid heeft te maken. Minister Schippers heeft dit woord in de mond genomen bij het lanceren van haar wettelijk plan. De Vos vraagt zich af, of het immer barmhartig is iemand die oud en eenzaam is en wil sterven, de dodelijke pil uit te reiken.

De beslissing dat je leven voltooid is en dus kan worden beëindigd is autonoom, heet in volle vrijheid te zijn genomen. Maar gestorven zijn betekent ook, dat zelfs de vrijheid, die je nog restte, totaal is verdwenen. Er is absoluut niets meer.

Trouwens in die totale beslissing wel autonoom te noemen. Je nabestaanden blijven achter in hun verdriet, terwijl je bent verdwenen in een - ik zou haast zeggen ‚zalig’ niets.

Het is, zoals het is. Dat is waar. Maar in leven ben je niet wie je bent: je bent meer dan je bent. Je bent je familie, je omgeving, de gemeenschap.

Het schrijven van dit verhaal wordt doorkruist met het bericht in de krant, dat mijn collega in de jaren zestig van de vorige eeuw Frans Jozef van der Heijden is overleden. Ik mocht hem graag. Frans werkte bij De Tijd voor de rooms katholieken en ik bij De Rotterdammer. Hij bleef niet in de journalistiek hangen en vond zijn carrière later in de politiek als lid van het CDA .

Om dit alles schokte het bericht mij niet direct. Maar Frans Jozef is niet alleen overleden; zijn vrouw Gonnie ook. de rouwadvertentie meldt: „Wij hebben afscheid genomen van onze oudste broer en lieve schoonzus, oom en tante.Zij hebben samen besloten na 53 jaar van liefde en geluk, het leven te beëindigen…”

De aanhef van de advertentie hebben Gonnie en Frans samen voor hun dood geschreven: ”Opmerkelijk is, dat de discussie over zelfgekozen levenseinde nog steeds in het teken staat van de vraag of mensen, die menen dat zij hun leven hebben voltooid, dat leven ook mogen beëindigen. Meest voor de hand ligt de vraag of mensen, die menen, dat hun leven in groot lijden en last dreigt te eindigen (o.m. door ernstig aangetaste zorg), dat leven ook mogen beëindigen nu ze nog niet al te zeer lijden en in last voor zichzelf en anderen verkeren. Voor samen afscheid nemen is in de discussie helemaal geen plaats. Alsof - in ons geval 53 jaar - samenleven in voor- en tegenspoed, maar vooral in liefde en geluk dan geen gewicht meer in de schaal legt bij de vraag dat leven ook samen te mogen beëindigen."

Frans Jozef - hij werd altijd met zijn twee namen aangesproken - was tien jaar jonger dan ik nu ben. Maar toch.

Wie zal over dit samen heen gaan, hoe smartelijk ook aan alle zijden, kunnen oordelen?

Hier word je meer dan stil van.

Deze dag rolt de e-mail binnen van een fraaie uitnodiging om de dag te vieren, dat mijn broer Arrie en schoonzus Anneke zestig jaar geleden zijn getrouwd.

Het feest wordt gehouden in het Drentse dorp met de toepasselijk naam „Amen”.

Dat mag je op zo’n tijd met het oog op die zestig jaar wel zeggen. Maar het betekent niet voltooid.

In de uitnodiging schrijven de kinderen en kleinkinderen

over opa en oma:

"Met grote dankbaarheid kijken ze terug op hun huwelijk

en

kijken ze vol vertrouwen vooruit."

Ook om stil van te worden en jaloers te zijn.

Op dat vol vertrouwen verder zien.

Bert de Jong.