culpa

Een vak voor alleen maar mooie verhalen?

Geen mea culpa

van Mart alleen

De journalist Mart Smeets, die voor de NOS veertig keer de ‘Ronde van Frankrijk’ en vele malen de Olympische Spelen versloeg, is diep door het stof gegaan. Hij heeft steeds verheerlijkend gerapporteerd over Armstrong, de zevenvoudige winnaar van de Tour, die oneerlijke, gevaarlijke en verboden drugs gebruikte. Bovenmenselijke prestaties, die mogelijk werden gemaakt door bovenmenselijke preparaten.

In een interview met het dagblad Trouw, van welk dagblad hij columnist is, biecht Smeets op:

“Ja. Jij, ik, de andere wielerverslaggevers. We willen de schoonheid zien, de romantiek. De mooie verhalen opschrijven, er boeken van maken....Wij hebben onze taak om aan te tonen dat de wereld perfide is, veronachtzaamd.

Ja. En dan wil ik daar best in meegaan en tegen mezelf zeggen: Mea culpa. Ik ook. Ik heb het ook veel te mooi en veel te naïef bekeken. Weet je... Wij kwamen er ooit achter waar een bepaalde Nederlandse wielerploeg

in de jaren negentig zijn epo haalde.... Ik had het in mijn handen. Alleen kon ik het niet bewijzen. Ik kon er niets mee... Laat nou nooit mensen zeggen dat we het niet geprobeerd hebben. Alleen niet voldoende, blijkt nu. Onze hele industrie, wij, jij, de hele journalistiek heeft tekortgeschoten. Ik dus ook."

Mart Smeets

en

Armstrong

Is dat zo? Schrijven journalisten alleen maar mooie verhalen, omdat hun lezers dat zo verlangen? Verhalen zijn pas goed als deze naar de smaak van de lezers zijn geschreven. Toen ik pas in het vak zat, dacht ik dat dit zo was. Alleen al de watersnoodramp (nu bijna zestig jaar geleden) in 1953 leerde mij snel, dat ik eerlijk moest opschrijven wat er was gebeurd. De treffende ellende moest in de krant.

Mart Smeets en zijn collega- wielerjournalisten, vermoedden en wisten van de waarheid van het ongeoorloofd epo-gebruiik, maar vermeldden niets, want hun wielerhelden moesten blijven bestaan. De lezers verwachtten dat, wensten de mooie verhalen.

De op de televisie zo populaire Smeets heeft ruiterlijke gebiecht en zijn mea culpa beleden. Maar zich tevens verscholen achter de journalistiek in het algemeen.

De behoefte aan helden is groot. Dat is de verleiding geweest van de wielerjournalisten, die moesten schrijven over de krachtpatsers op de hellingen van de bergen. Ze werden aangevuurd door de idioten, die de berm verlieten en in hun korte broeken en bleke kuiten eronder ongetraind eventjes met de wielrenners meeholden en zichzelf heldhaftig voelden.

Heeft de rest van de journalistiek het er beter van afgebracht. Is er een krant geweest, die de grote politieke invloed van Pim Fortuyn had voorspeld? En de credietcrisis.? Waar was de zo deskundige economische journalistiek gebleven?

Ik noem maar wat. Verontschuldigingen bij de vleet. Je kunt niet alles weten, laat staan alles bewijzen. Komt het te pas? Hoe komt je nieuws bij de lezer over?

Mart Smeets, de dierbare en populaire televisie-journalist heeft aan zelfonderzoek gedaan. Moet ik zijn ruiterlijk voorbeeld volgen.

Filosoof Sjoerd de Jong, redacteur van NRC Handelsblad en ombudsman van deze krant voor de beantwoording van de klachten van lezers voert als verontschuldiging aan dat bij zijn redactie de sportjournalistiek altijd lager op de agenda stond dan bijvoorbeeld de NAVO. Hij wijst verder naar de haast van de journalistiek om de lezers op tijd bij te praten en de neiging de kwesties van gisteren en eergisteren maar te vergeten.

Maar als het dan jaren achtereen om zeven kampioenschappen achter elkaar gaat?

Journalisten kunnen te dicht op hun bronnen zitten, te verbonden zijn met hun relaties. Het is het probleem van de verslaggeverij in de politiek. Er kan een solidariteit groeien, die minder wenselijk is.

Het lezen van de meer dan 800 pagina’s tellende biografie van Barend Biesheuvel, geschreven door Wilfred Scholten, bracht veel herinneringen bij me boven. Wat heb ik veel geweten wat ik niet in de krant heb gezet. De ongelooflijke spanningen in de Tweede Kamer-fractie in de Tweede Kamer in de jaren zeventig. Mochten de de lezers en kiezers dat niet weten?

Moesten de fractieleden helden blijven?

En dan het drama van de politieke afgang van Aantjes. Wij wisten dat er vragen leefden over het oorlogsverleden van Aantjes en de politieke risico’s, die hij liep. Wisten van het ongenoegen, dat over hem bestond.

Als dit geen probleem was voor de partijleiding (voorzitter Berghuis) lag dat voor ons ook zo.

Geen journalistiek om je op te beroemen.

Een tweede conclusie van mijn naarstig zelfonderzoek is, dat Mart Smeets, die door vakgenoten werd afgebrand, niet alleen het mea culpa past.

Bert de Jong