veldman

Treinreis met troost

Opmaak 1

Rouwadvertentie en exegese

Op de pagina met rouwadvertenties zie ik in een flits, alsof het zo moet zijn, haar naam. Het is in de trein op weg naar een veelbelovende afspraak in de jeneverstad Schiedam.

De pagina’s van de overledenen raadpleeg ik dikwijls het eerst in de krant. Dat zal met m’n leeftijd hebben te maken.

Zo ook deze zaterdagmorgen. De iPad kan niet liegen. Op het schermpje scrollend en turend valt mijn oog op de Friese naam, die we vroeger verfoeiden: Siep. Zijn naam staat in een groot korps en in kapitalen.

Geen twijfel hij is de dode.

In diezelfde seconde glijdt mijn blik op de digitale advertentie naar haar naam:

Ina Veldman.

De trein is er niet meer. Wat verder in die krant staat heeft geen waarde. De advertentie kleeft aan het scherm vast.

De psalmregel De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken staat er boven, gevolgd door de mededeling:

God nam tot zich mijn innig geliefde man, onze lieve vader en geweldige opa…

Zo word je in de christelijke advertenties het leven uitgeluid.

Ook de Fries Siep uit Heerenveen.

De banken van de klas van de HBS in Hoogeveen stonden in drie strakrechte rijen. Ina zat in de middelste rij achter mij. Ik heb ongeveer om de minuut naar achteren en schuin naar beneden gekeken. Dat meen ik me te herinneren. Ze had een rok aan en hield meestal de benen met kniekousen over elkaar zodat een deel bloot van haar dijen te zien was. Mijn geloer ontging haar niet.

Het wonder geschiedde. Het was een wonder. Hoe verlegen ik ook was en meisjes als schepsels van een andere planeet beschouwde (thuis waren er alleen maar jongens), de verkering kwam aan. Ineens waren daar de briefjes en bleek schriftelijk vastgelegd te zijn dat we van elkaar hielden en dientengevolge met elkaar gingen.

Kattebelletjes op stukjes papier uit de schoolagenda of schriften gescheurd.

Documenten waren het, duizend keer gewichtiger dan welke flodderige e-mail of sms.

Zo bestormen de overpeinzingen mij in de trein.

In één van haar eerste briefjes schreef Ina:

"Ik zal ook wel eens een keertje een eind met je mee fietsen tot aan het bos. Maar ik weet niet of mijn moeder het goed zal vinden".

Het stadium van het fietsen naar het Spaarbankbos bereikten we niet. We raakten elkaar nauwelijks aan. Althans niet met de bedoeling het niet bij dit contact te laten. Wel praatten we veel samen ('bomen', heette dat) en constateerden we dezelfde problemen te hebben, waarvan de anderen niets begrepen. Zo meenden we.

Zij vertelde over akelige dingen thuis. Ik begreep dat direct; maakte ongeveer hetzelfde mee. Het grote gezin; moeder altijd moe; vader opvliegend; nooit kon er iets.

We ontdekten van elkaar (en het was een geheim dat angstvallig bewaard bleef), dat we de leerboeken gratis van de school te leen kregen, omdat onze vaders als onderwijzers niet zoveel verdienden. Dit was ook de reden, waarom wij twee in den regel hoge cijfers haalden. Voor de gratis boeken moesten we een zeven gemiddeld halen. Een ijzeren voorwaarde. Deze lotsverbondenheid moet onze verhouding verstevigd hebben.

De trein raast verder. Het is een drukke eerste dag van de vakanties. Er is geen plaats onbezet.

Het ontgaat me. Ik zit er alleen in de wereld van vroeger.

Na de HBS-tijd verwaterde het contact. We schreven af en toe. Het stelde niet veel voor.

Na jaren kreeg ik een brief, waarin ik haar weer herkende. De inhoud herinnerde me aan onze gesprekken over het doel van het leven; over de liefde voor elkaar en de naaste niet te vergeten.

Kort na het schrijven van deze brief overleed ze bij de geboorte van haar derde kind.

Nee, ik ontving geen rouwkaart en er stond geen advertentie in mijn krant. Ik hoorde het, toen ze al begraven was.

In haar laatste brief schreef ze, dat haar derde kindje geboren zou worden.

„Ik zie er weer zo tegen op en ik voel me zo moe." Ina moet, toen zij dit schreef, haar einde voorvoeld hebben.

Het grenzeloos gevoel, dat ze in die brief wist over te brengen, heb ik bewaard.

De trein stopt in Leiden. De normale wereld dient zich op tijd weer aan en ik stap over naar de trein aan de andere kant van het perron.

Ze was getrouwd met die Siep. Wat zag zij in de Fries? ina hoorde bij ons? Maar over de provinciegrens heen had ze Siep leren kennen. Wat had ze daar te zoeken? Ze ging met Siep naar de voetbalwedstrijden van Heerenveen, nota bene op zondag. Ze aanbad us Abe, de Friese voorloper van Cruyff.

Ze stond, liet ze ons weten, op een mooie zomeravond op het achterbalkonnetje van de stoomtram, die in Friesland reed en beleefde daar met Siep romantische momenten.

Alsof Hoogeveen geen „hijgend hert” kende dat dagelijkse door de plaats daverde.

Vijf jaar is Siep „getrouwd geweest met Ina Veldman”. Dat staat ook in de advertentie van Siep. Daarachter het jaartal van haar overlijden: 1958.

Dertig jaar werd ze.

Met moe Veldman - zo duidde ze haar moeder aan - heb ik nog contact gehad na het sterven van Ina. De familie woonde naast de HBS en soms kwam ik in de schooltijd er over de vloer. Ik mocht moe graag.

Geen lelijk woord over Siep.

Waarom zouden we?

„Eigenlijk hadden jullie met elkaar moeten trouwen. Dan was het beter met haar afgelopen.”

Zei moe Veldman - ,alsof je sterven zou kunnen voorkomen. Ze wilde het aan mij kwijt.

Wat doe je daar mee?

Misschien was het tussen ons ook niet goed afgelopen.

Een scheiding overvalt je.

Het gaat zoals het gaat.

Je bent wie je bent.

Onder de naam van Ina lees ik in de advertentie „56 jaar getrouwd met Sieta Nauta” Vervolgens: „Wij zijn intens dankbaar dat hij zo lang bij ons was.”

Ik tel op. 61 jaar was Siep getrouwd, waarvan vijf jaar met Ina.

Dan moet de diepe dankbaarheid ook gelden voor Ina’s jaren.

De trein scheurt door de tunnel van Delft en nadert Schiedam.

In rouwadvertenties mag niet worden gelogen. Zo wordt over Siep gedacht, zo was hij.

Na het lezen van de advertentie wil ik die dankbaarheid delen. Er wordt een correspondentieadres vermeld. Geen email-adres.. Een brief op de post doen? Mijn rouwbeklag zal vreemd aankomen.

De gedenkdienst wordt over een paar dagen gehouden in de Hoofdstraatkerk in Hoogeveen. Een statig zo niet indrukwekkend gebouw met honderden zitplaatsen.

Zou Siep zo belangrijk zijn geweest, dat hij voor de gedenkdienst een hele kerk nodig heeft? Of zal een zijzaaltje, waar ik in de HBS-tijd ter catechisatie ging,

de plaats zijn van het definitieve afscheid.

Nostalgie is mooi, is fijn. De Hoofdstraatkerk roept gevoelens op. Ik ben nieuwsgierig, maar ga er niet heen. Je moet niet overdrijven.

Maar Siep kan ik dankbaar zijn. Dat heeft de advertentie in de trein me geleerd.

Ik loop lichter door Schiedam.

Inderdaad aan het slot van het kunst-evenement in de Noletloodsen neem ik,

zoals rouw vaker de reden is,

een fijne onversneden jaren geleden gestookte jenever tot me.

Op Siep.

Daar laat ik het bij.

Een reis, rouwadvertentie,

en een simpele exegese

geven troost.

Zo is het.

Bert de Jong.

Terug naar Weerwater >>>>>> Home