Fietsen

Geen vrede meer

op het fietspad

De sporten, die me nog resten, zijn wandelen en fietsen. Tot het wandelen ben ik de laatste jaren bekeerd. Fietsen heb ik mijn hele leven met plezier gedaan.

Wandelen vond ik altijd ver. Vooral als kind, wanneer ik met mijn vader, voor wie een tocht een paar uur moest duren, mee moest. Dat was goed voor me, zei hij.

Bovendien, de exercities gedurende mijn verplichte militaire diensttijd hebben mijn liefde voor het lopen niet vermeerderd.

De ouderdom verplicht een mens in beweging te blijven. Waarvoor het wandelen zich uitstekend leent. Je bent niet gebonden aan een afgesloten ruimte, waarin je op een apparaat uiterst inspannend presteert, maar geen centimeter vooruit komt.

Denk nu niet, dat de vierdaagse van dit jaar de aanleiding van dit geschrijf is, omdat ik zou behoren tot de 245 deelnemers van 80 jaar en ouder van wie slechts 25 procent de eindstreep niet haalde.

De vier dagen achtereen wandelende tachtigers zijn fysiek succesvol oud geworden. Dat mag worden gezegd. Zij zijn daarom door een wetenschappelijk team van de Radbouw Universiteit in Nijmegen ondervraagd; men wilde weten hoe men dat had geflikt.

Een handicap van de zeer bejaarde wandelaars was, dat zij te weinig dronken onderweg, wat tot flauwvallen en hartklachten leidde. Het probleem is, volgens de ondervragende wetenschappers, dat heel oude mensen minder transpireren en minder dorst hebben.

Er kan een dringender reden zijn. Het moet de medische wetenschap toch niet zijn ontgaan dat oude mensen en zeker de hoogbejaarde mannen moeizamer plassen en dat frequenter moeten doen. Aangeraden wordt voor een wandeldag liefst 3,5 liter extra drinken mee te zeulen.

Daar is als tachtiger geen lol meer aan te beleven wanneer je op ongelegen delen van het traject in volle wandeluitrusting weer nodig aan de kant moet gaan staan temeer als men net bezig is je toe te juichen en er nergens een geschikt plekje is te vinden. Dan maar liever het risico van flauwvallen.

Met het fietsen gaat het beter. Hoewel, in een ingezonden brief in NRCHandelsblad lees ik dat op de Nederlandse fietspaden een oorlog woedt. Als zo’n stuk in de krant wordt geplaatst zal er veel van waard moeten zijn.

De boosdoeners zijn de gewoonlijk in keurige Rabo- en andere pakken gestoken en van glimmende helmen voorziene sportieve wielrenners, die hun snelheid als hoogste doel hebben. Deze lieden houden helemaal geen rekening met de bejaarde fietsers, die zich al of niet met de hulp van een motortje op een accu bedaard voortbewegen.

Moeten deze vijanden van de fietspaden worden verbannen? De briefschrijver in de NRC `neemt het voor deze racers op. Die weten in den regel wel hoe het hoort.

Mijn probleem is dat zij om een duistere reden geen heldere bel op hun fiets hebben. Ze volstaan met een duidelijke brul, die niet altijd vriendelijk klinkt.

Het hoge woord moet er maar uit: ik ben enigszins doof.

De geciteerde briefschrijver schaart zich echter in het koor van de ouderdom betuttelende landgenoten en noemt de op het fietspad slingerende slechthorenden een probleem.

De racers, is mijn ervaring, zijn goede fietsers en zwenken steeds bekwaam om mij heen.

Mag ik zelf bepalen. waar ik wel of niet fiets en welk risico ik wel en niet neem?

Niet dat de oudere mensen geen gevaar kunnen zijn op de paden.

Brigitte Kaandorp had het over de ‘ANWB-generatie’ die zich verraadt door naast elkaar te blijven fietsen en weigert voor een racer, die wil passeren of als tegenligger nadert achter elkaar te gaan fietsen. Dan vraag je om ongelukken.

Het blijft niet bij de renners, die met opzet gehinderd worden. Hoe vaak gebeurt het niet, dat je tegenligger uit de door Kaandorp genoemde generatie ziet denken: “Ga jij opzij, of ga ik opzij. Jij gaat eerst”. Je kunt een grom of een grote mond krijgen.

Het gedrag van deze burgers, die menen van ouds vele rechten te hebben is agressief. Het is de generatie, die zich gemakkelijker bang heeft laten maken in deze tijd en onzeker is.

Angst voedt agressie.

De renners de boosdoeners? Wat te denken van de fietsers met de met kinderen gevulde bakken en de zich voortbewegende dikwijls topzware stoelen met passagiers, die zich onaantastbaar wanen?

Om de zich onbekommerd kletsende langzaam trappende pubers niet te vergeten.

Noem maar op.

Het is gecompliceerd op het pad.

Tot welke generatie ik mezelf moet rekenen, weet ik niet. Een gevaar op het fietspad? Kan gebeuren.

Aan onnodig omfietsen hebben we een hekel. Dus stoppen we op een kruispunt, kijken naar de routenummertjes op de borden en bestuderen de kaart. Daar is geen bezwaar tegen te maken. Maar meer dan eens staan we niet naast, maar op het kruispunt. Het kan in een samenscholing ontaarden. Dat is irritant voor de medefietspadgebruikers die de weg wel weten en willen doorfietsen. Je bevordert de vrede op het pad niet.

Het lijkt inderdaad oorlog.

Nog één keer een briefschrijver in de NRC over de wielrenners: “Ze denken zich louter op grond van hun snelheid alles te kunnen permitteren...en hebben geen enkel recht andere weggebruikers van de weg te schreeuwen.”

Kom op zeg. Met de schuld alleen zoeken bij fietsers die sneller zijn dan de anderen lukt het niet.

Ik beloof de kruispunten vrij te houden.

Zo heeft iedere fietser wel wat.

Zelfonderzoek, noemde men dat vroeger in de kerk.

Bert de Jong.