trap

Monsieur Jacques moet het doen

De Trap

is niet voor eeuwig

Constructies, monumenten, kunstwerken en andere maaksels kunnen een hoofdletter krijgen. Ze worden aangeduid als iets, waaraan door de gemeenschap een extra waarde wordt gegeven.

In het gazon voor het gebouw van het Kröller-Müller Museum in het park Hoge Veluwe zag ik weer Monsieur Jacques, het beeldhouwwerk van Oswald Wenckebach, dat in de jaren vijftig in Rotterdam was geplaatst.

Monsieur Jacques, was een begrip. Een zelfvoldaan mannetje of een trotse figuur (de stad was voor een deel herbouwd en kreeg steeds meer allure) een ieder had zijn eigen waardering voor deze verschijning op de Coolsingel.

In Rotterdam kunnen ze er wat van. Monsieur Jacques kan inderdaad trots zijn: het imposante nieuwe centraal station met de uitdagende kap van ‚kom maar op met z’n allen’, het herrezen centrum met de wolkenkrabbers er omheen en de fraaie uitnodigende Eendrachtssingel als een welkom van de stad.

Uitgerekend voor het nieuwe station is een trap gemaakt vanaf het plein naar het dak van het Groothandelsgebouw. Dat gebouw heeft, toen het klaar was in de jaren vijftig direct een hoofdletter gekregen; waag het ook nu niet die hoofdletter te vergeten.

De Trap had na een paar dagen al haar hoofdletter veroverd. Ga maar na. Een gigantische trap van het plein naar het dak van gebouw: 29 meter hoog, 57 meter lang met 180 treden en 5 gangpaden breed. De treden van hout worden gedragen en ondersteund door bouwsteigers, een enorme constructie van staal, waarop de bedenkers van Lego nog jaloers kunnen zijn. Een kunstwerk zeg maar.

We zijn de 180 treden naar boven gegaan. Met onder meer Rotterdammers (het liep tegen vijf uur) die na hun werk nog een keer de Trap bneklommen. Tevreden, voldaan en bewonderend. Die stemming. Het deed me denken (het was weer in de jaren vijftig) aan het te water laten van een ‚oceaanstomer’ die op een van de scheepswerven in de buurt was gebouwd. De stad liep uit en de gemeenschappelijke trots -waarom ook niet- was voelbaar.

Deze stemming ervoer ik weer op het dak van het Groothandelsgebouw na de 180 treden van de Trap.

Bewonderen op basis van herinnering lukt niet altijd. Er is een rondwandeling over het dak (het gebouw is 220 meter lang) en er waren bordjes voor de route. We keken over de stad. Beneden domineerde het kale dak van het nieuwe station in het beeld. De architect moet gedacht hebben, dat daar geen mensen wonen. Het station was van boven een grote troosteloze schuur geworden.

Dit zou een flauwe constatering zijn, maar de rest van de rondgang viel ook tegen. Goed, het was geen heldere dag met klaar licht voor een mooi panorama. Alles lag er zo triest bij. Het imposante beeld van de nieuwe boulevards was verdwenen. Gebouwen moet je op de grond bewonderen en niet na het beklimmen van de Trap. De stad van weleer, die vervaagde door de lichte nevels, lag er zo onordelijk bij. Alsof er vroeger geen planners waren geweest. Van de Maas, van de havens was geen metertje water te zien. Daar in dat gezichtsveld woonden en werkte ik jaren.

Niettemin mijn voldoening bleef en niet niet alleen om de 180 treden die waren genomen.

De Trap was een belevenis zoals ook het betreden van bouwwerken van eeuwigheidswaarden elders in de wereld.

Van de Trap kan dit niet gezegd worden. Het spul staat in de weg en zal deze maand nog opgeruimd worden. Maar de herinnering aan de Trap blijft voorlopig.

Ik verbind haar met Monsieur Jacques, die zich als kunstwerk op de Hoge Veluwe weet staande te houden.

Bert de Jong.

Terug naar Weerwater>>>>> Home