aboutaleb

Vader Abraham

en Jesaja

Het kleine café aan de haven

Recensenten van televisie-uitzendingen moeten ook gerecenseerd worden. Ze doen in de dagbladen hun best, maar maken er soms ook een potje van. Als Ahmed Aboutaleb, de burgemeester van Rotterdam, als zomergast van de VPRO op de zondagavond door Wilfried de Jong wordt geïnterviewd en het gesprek nog niet is afgelopen moet Jean-Pierre Geelen van de De Volkskrant om half elf zijn recensie bij de redactie hebben ingeleverd.

Zijn verhaal is er dan ook naar. Het onderwerp is geen voetbalwedstrijd, dat nog niet is afgelopen en waarvan de uitslag op het laatste nummertje nog kan worden doorgegeven, maar een reactie op een gesprek met diepgang.

Geelens indruk was dat Aboutalebs spindokter hem een uitstekend menu had voorgeschreven van wat hij als burgemeester van de grote stad Rotterdam wel of niet zou kunnen zeggen. Dus, was de conclusie dat Aboutaleb als mens in de uitzending niet zichtbaar werd, maar wel als politicus en bestuurder.

Jean-Pierre Geelen verdenk ik ervan een recensent te zijn, die vindt, dat zijn verhaal niet goed kan zijn als er geen kritiek in staat. Het zij op de geïnterviewde, die in dit geval teveel van zijn spindokter heeft aangetrokken of op de interviewer, die toch vergat één of andere belangrijke vraag te stellen.

Het niet voltooide verslag ging online naar de krant. Geelen maakte na de uitzending zijn verhaal af, dat op de website van zijn dagblad werd gezet. Je zou verwachten dat hij daarin vermeld zou hebben de toekomstvisie van Rotterdams burgemeester op de belangrijke politieke en diplomatieke rol in de wereld van de grote steden. Burgemeesters als Aboutaleb zitten in een internationaal netwerk en opereren los van de gekozen nationale regeringen.

Niettemin had Aboutaleb, toen de recensent tot slot het gehele gesprek overzag en overdacht, indruk gemaakt op hem. Geelens conclusie was dat de geïnterviewde in zijn optreden als mens „overtuigend” was geweest. Dat stelt de recensent tot eer. Maar de lezers van De Volkskrant op papier moesten het met de spindokter en de burgemeester doen. De Volkskrant dacht de concurrentie van andere dagbladen voor te zijn. Maar als dat zo moet.

Het verslag in NRCHandelsblad de volgende dag was niet overhaast geschreven en een fraaie terugblik op de uitzending van de avond tevoren.

De burgemeester presenteerde een „boeiende essay, waarbij presentator Wilfried de Jong als dienstbaar aangever fungeerde”.

Zeurderig en zuur was de recensie in het Amsterdamse dagblad Het Parool. In den regel weet deze krant rake opmerkingen te maken over wat op de vaderlandse televisie wordt vertoond. Maar de Rotterdamse burgemeester kon geen genade vinden. Hoe aardig en waarderend Aboutaleb ook had gereageerd op het werk van Carmiggelt, de indertijd zo geliefde columnist van de Amsterdamse krant.

Het dagblad Trouw had het item ruim een dag laten bezinken en beperkte zijn berichtgeving met de reactie van Wilders op de uitnodiging van Aboutaleb de uitspraak toe te lichten dat hij zou regelen, het aantal Marokkanen in dit land te verminderen. "Wanneer komt u mijn ouders halen?",vroeg de burgemeester van Rotterdam. Het antwoord van Wilders was, dat hij die toelichting op het regelen van de vermindering van Marokkanen allang had gegeven.

Dat was het nieuws, dat dit dagblad met een grote kop erboven eindelijk wist te melden.

Een dag later maakte Trouw-recensent Willem Pekelder veel goed. Hij had de mens Aboutaleb in de uitzending wel ontdekt, zijn liefde voor de poëzie, zijn hoge waardering voor de natuurlijke leiders in de wereld als Gandhi en Mandele en zijn ongevraagde uitspraak 'diepgelovig moslim' te zijn was toch puur menselijk.

Met alle waardering voor de verhalen van Pekelder ook hij ontkwam niet aan het waanidee, dat een recensie zonder kritiek nooit goed kon zijn. Dus kwam hij tot de conclusie, dat we slechts "zeer ten dele" de burgemeester van Rotterdam in de uitzending als mens hebben leren kennen. En zijn openhartigheid 'diep gelovig te zijn' ontlokt de recensent de zure opmerking, dat de geïnterviewde niet vertelde of zijn geloof een rol speelde in zijn politiek handelen. En ook had de burgemeester zijn vrouw niet genoemd, maar wel zijn zus.

In dezelfde krant maakte Rob Schouten, columnist en recensent van boeken en gedichten, alles weer goed. Het was hem niet ontgaan, dat de mens Aboutaleb niet alleen welbespraakt, maar ook belezen was en onbekende prachtige Arabische dichters uit het hoofd kende. Ja, en toen kwam hij aan met, schrik niet, Vader Abraham. De witbebaarde man met bolhoed zong in de uitzending "Het kleine café aan de haven".

"Daar zijn de mensen gelijk en tevree...Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee."

Het was voor de literaire recensent "voorwaar een paradijselijke tekst" en hij trok een vergelijking met de bijbelse woorden van Jesaja 11 vers 6:

"Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich neerleggen bij het bokje."

Verderop staat nog, dat men geen kwaad zal doen, noch verderf stichten.

Schouten moest niets hebben van Vader Abraham en zijn Smurfenlied. Maar de tekst van het kleine café vond hij beter dan hij aanvankelijk dacht en associeerde hij met klassieke en mooie woorden uit de Bijbel.

Zo kun je ook kijken naar de televisie, zonder zure en zeurderige gevoelens, die ook nog opgeschreven en gepubliceerd worden.

Bert de Jong