Specifieke maatregelen
Preventie van hepatitis B
De nood voor preventie van hepatitis B hangt onder andere af van de immuunstatus van de blootgestelde persoon.
- Indien de blootgestelde persoon gevaccineerd werd tegen hepatitis B, en er ooit een anti-HBs-titer ≥ 10 IE/l werd vastgesteld, is preventieve behandeling niet nodig.
- Indien de blootgestelde persoon gevaccineerd werd tegen hepatitis B, maar nooit waarden hoger dan 10 IE anti-HBs/l zijn vastgesteld, moet een expert geraadpleegd worden die zal oordelen of vaccinatie en/of specifieke hepatitis B-immunoglobulinen nodig zijn.
- Indien de blootgestelde persoon nooit gevaccineerd werd, dient eveneens door een expert geoordeeld te worden of vaccinatie en/of specifieke hepatitis B-immunoglobulinen nodig zijn.
(Indien de blootgestelde persoon reeds hepatitis B heeft doorgemaakt, is preventieve behandeling niet nodig.)
Het vaccin en immunoglobulinen kunnen terzelfder tijd, maar op een verschillende plaats toegediend worden.
Indien preventieve behandeling nodig is, wordt deze best gestart binnen de 24 à 48 uur na de blootstelling maar deze kan nog tot de 7 de dag nuttig zijn. Indien beslist wordt tot vaccinatie dient de anti-HBs-titer 2 maanden na de laatste dosis te worden bepaald, of later indien ook immunoglobulinen werden toegediend. Het is ook aangewezen om in geval van een risicovolle blootstelling, 6 maanden na het incident HBV-infectie uit te sluiten.
Preventie van hepatitis C
- Er bestaat geen vaccin of preventieve behandeling tegen hepatitis C. Klinische en biologische follow-up van de blootgestelde persoon tot 6 maanden na het incident is aanbevolen om vroegtijdig HCV-infectie te detecteren en om een optimale aanpak toe te laten.
Preventie van HIV-infectie
- Een preventieve antiretrovirale behandeling vermindert het risico van besmetting met het HIV-virus, maar de doeltreffendheid is niet absoluut. [N.v.d.r.: de evidentie van doeltreffendheid van een dergelijke preventieve behandeling berust vooral op één patiëntcontrole onderzoek waarin het risico van seroconversie na een prikaccident 5 maal lager was bij met zidovudine behandelde personen dan bij niet-behandelde personen.]
- Een eventuele behandeling moet zo vlug mogelijk gestart worden (best binnen de enkele uren, ten laatste binnen de 72 uur), en moet gedurende 28 dagen worden voortgezet.
- Indien de bronpatiënt besmet is met het HIV-virus, is preventieve antiretrovirale behandeling bij de blootgestelde persoon aanbevolen, ook wanneer de bronpatiënt behandeld wordt met antiretrovirale middelen, en de virale load niet detecteerbaar is.
- Bij een positieve HIV-sneltest van de bronpatiënt wordt reeds dadelijk een antiretrovirale behandeling bij de blootgestelde persoon gestart. Op basis van de resultaten van de bevestigingstest wordt beslist of de behandeling wordt voortgezet.
- Bij de keuze van de preventieve behandeling moet rekening gehouden worden met de behandeling van de bronpatiënt, met ook aandacht voor eventuele resistentieproblemen, en dient men bedacht te zijn op mogelijke medicamenteuze interacties. Het schema van de preventieve behandeling na blootstelling moet met een expert besproken worden en bestaat meestal uit tritherapie met twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers en een protease-inhibitor geassocieerd aan ritonavir.
- De ongewenste effecten van de antiretrovirale middelen bij behandeling gedurende één maand zijn vooral gastro-intestinaal: diarree, nausea, braken, anorexie.
- Een klinische en serologische follow-up van de blootgestelde persoon is belangrijk in verband met ongewenste effecten van de antiretrovirale middelen en therapietrouw, maar ook om eventuele infectie op te sporen, ook indien beslist werd geen preventieve behandeling te starten. In geval van recente infectie van de bronpatiënt kan diens HIV-serologie immers negatief zijn (vensterperiode vóór seroconversie). De follow-up bij de blootgestelde persoon dient tot 6 maanden na de blootstelling te gebeuren (HIV-serologie na 6 weken, 3 maanden en 6 maanden); wanneer de bronpatiënt ook geïnfecteerd is met HCV, dient de blootgestelde persoon tot 12 maanden na blootstelling te worden gevolgd i.v.m. HIV.