Allergische en niet-allergische rhinitis

KOZ:

Inspectie van de neusholte bij éénzijdige neusklachten, ouderen en falen van therapie

Aanvullend OZ:

Bij alle patiënten met rhinitis zonder duidelijke oorzaak:
- screeningstest op inhalatieallergenen;
Niet noodzakelijk indien de anamnese wijst op een geïsoleerde graspollen- of boompollenallergie.
Bij een positieve test tevens allergeenspecifieke IgE-bepalingen op:
- huisstofmijt;
- kat of hond
Allergeenspecifieke IgE-bepaling op andere allergenen (andere dieren, boom- en graspollen) alleen bij gerichte aanwijzingen en consequenties voor bijvoorbeeld werk, hobby of afstand doen van het dier.

Medicamenteus:

Lokaal corticosteroïd: bij persisterende of matig tot ernstige rhinitis
- werkt na 3-10 dagen; soms pas na een maand bij niet-seizoensgebonden allergie
- kan gedurende langere tijd worden gebruikt
- R/ Avamys of R/ Nasonex
Antihistaminica oraal of lokaal:
- Bij allergische rhinitis behalve als obstructieklachten op voorgrond staan
- Werkt snel (binnen enkele uren)
- Oraal: R/ Cetirizine (Zyrtec) of R/ Loratadine (Claritine): 10mg 1/d
- Lokaal : R/ Allergodil (azelastine neusspray) of R/Livostin (2x/d 2 doses in elk neusgat)

Cromoglycinezuur: bij ZWS en kinderen
- effect pas na enkele weken maximaal
- frequent toedienen: 4a 6/d, minder goed werkzaam
- R/ Lomusol neusspray
Decongestiva:
- niet langer dan een week (rebound-effect!)
- R/ Nessivine (oxymetazoline), R/ Rhinospray (Tramazoline), R/ Otrivine of R/ Nasa Rhinathiol (xylometazoline)

Omstandigheden waardoor de klachten ontstaan of verergeren:

Stofzuigen of bed opmaken,
Contact met dieren;
Seizoen: in de lente of in de zomer;
Droog, zonnig weer;
Aspecifieke prikkels: stof, (tabaks)rook, temperatuurveranderingen, bak- en verflucht, alcohol en lichamelijke inspanning.

Andere factoren:

Aanwezigheid van huisdieren;
Gebruik decongestivum, acetylsalicylzuur, NSAID, statine of oogdruppels met een bètablokker;
Neustrauma in het verleden.

Voorlichting