Zondag 15 december 2013 - 3e advent -dienst van Schrift en Tafel - Prot. Gem. Assendelft
Gemeente van Jezus Christus,
In het boekje Ruth vertelt Israël haar eigen verhaal. Een verhaal over ballingschap.
In 586 voor Christus viel het Zuidrijk Juda, en werd een deel van de bevolking weggevoerd naar Babel. Daar zaten zij, ver van huis. En Israël
Israël begreep die ballingschap als een oordeel en als een tijd van omkeer. Ze zag die ballingschap als een oordeel over een samenleving die ontspoort was. Waarin mensen leven ten koste van elkaar, onrechtvaardig, liefdeloos.
Het boekje Ruth vertelt ook over ballingschap in een vreemd land. Het verhaal speelt in de tijd van de Richteren. Het bijbelboek Richteren dat die tijd beschrijft heeft als refrein: eenieder deed wat goed was in zijn ogen.
En als je alleen kijkt met je eigen ogen, en niet ook probeert te kijken met de ogen van de ander of van God, dan gaat het mis. Dan ontspoort een samenleving. Het recht van de sterkste wordt wet en mensen komen in de verdrukking.
Alsof de morele crisis - een ieder doet wat goed is in zijn ogen nog niet erg genoeg is vertelt het boekje Ruth meteen aan het begin dat er hongersnood uitbreekt in Bethlehem, het broodhuis.
En als u bij die naam Bethlehem meteen denkt aan de Messias, aan de langverwachte mens in wie God tot ons spreekt, dan is dat precies de bedoeling van de verteller. Want Bethlehem is de stad van koning David en ooit zaal uit het geslacht van David de Messias geboren worden. Davidszoon, langverwacht.
Maar zover is het nog lang niet. Het is advent. Tijd van verwachting, van God die naar ons toekomt.
Dat verwachten valt nog niet zo mee. Naomi en haar man Elimelech gaan in ballingschap. Naar het verschrikkelijke Moab. In de bijbel het land van afgodendienst en kinderoffers. Ook Israël heeft zich er ooit door laten verleiden. Daar waar een Jood niets te zoeken heeft gaan Elimelech en Naomi in ballingschap. Economische vluchtelingen, ver van huis.
En daar sterft Elimelech. Zijn naam betekent `God is Koning`. En dat koningschap van God is dood, er is niets van te merken. God verdrinkt voor de kust van Lampadusa, hij verdwijnt in gevangenissen, hij sterft van de honger, hij slikt antidepressiva en hoopt dat het ooit weer licht wordt.
En tot overmaat van ramp sterven ook nog hun twee zonen, hun verwachting, hun toekomst. Machlon en Chiljon heten ze: de zieke en de afgeschreve. Het zat al in hun namen. Zo tragisch is dat soms. Soms lijkt het leven meer geregeerd te worden door het lot dan door God.
Het volk Israël hoorde dit verhaal als een verhaal over haar eigen ballingschap. Over mensen die vreemden geworden zijn, voor zichzelf, voor God en voor elkaar. Israël zag in Naomi zichzelf. Vrouwe Zion, treurden aan de rivieren van Babylon. Ontroostbaar.
Dn dan heb je niets aan de peptalk van je buurman die zegt dat je positief moet denken en dat je moet kijken naar wat je nog wel hebt. Het mag dan zijn dat je nog leeft, maar waarom en waartoe? Naomi heeft twee geweldige schoondochters: Ruth en Orpa. Twee vrouwen die allebei bij haar willen blijven. Nergens staat te lezen dat de één beter is dan de ander.
Maar dat Naomi hen heeft, het troost haar niet. Naomi is balling, balling in haar eigen leven.
En dan, op dat nulpunt, gebeurt onverwacht wat je niet had gedacht. We horen dat de Heer naar zijn volk heeft omgezien. De hele adventstijd zou onzinnig zijn als we niet op een of andere manier verwachten dat God naar ons omziet. Niet omdat we dat nu zo ontzettend goed kunnen – dat verwachten - of omdat we nooit hopeloos zijn. En ook niet omdat we zo makkelijk geloven dat het allemaal wel goedkomt met die vrede op aarde, maar omdat God het ons laat horen. Dat hij naar mensen omziet.
Naomi staat open zal terugkeren. En als in de bijbel mensen opstaan dan gebeurt er iets. En als een volk terugkeert uit ballingschap, dan zullen steppen bloeien en zien we ballingen met blinkende schoven. Dan is het alsof het volk opnieuw uittrekt uit Egypte. De ballingschap, de lijdenstijd is voorbij. Troost, troost, mijn volk. In de terugkeer van de verbitterde Naomi zag Israël de omkeer in haar eigen lot, haar eigen weg.
En Ruth gaat met haar mee. Ruth, de Moabitische. Ze kan niet anders. Makkelijk zal het niet zijn in Bethlehem. Ze ziet er anders uit, ze heeft een vreemd accent, haar volk staat slecht bekend. Misschien worden er racistische grappen gemaakt. Vrijheid van meningsuiting, u kent dat wel. Misschien zijn de mensen bang voor verlies van eigen cultuur en gewoonte. Of zou het toch nog heel anders kunnen gaan. Met Naomi en Ruth, met onze samenleving, met de wereld?
Daar in Bethlehem ontmoet Ruth – die balling, die vreemdeling - een man, Boaz.
Het verhaal gaat verder. Ook in je ballingschap, ook in je onvruchtbaarheid.
Eeuwen later vertelt de evangelist Mattheüs het verhaal van Jezus. Hij begint met een soort stamboom. Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David de koning. En ooit krijgt die David weer een zoon. Davidszoon, lang verwacht…
Laten we dat vieren, de verwachting, en die mens die komt. Toekomst, een mens zo mooi en prachtig. Amen