Assendelft 27 januari 2013
Gemeente van Christus,
Hij is weer teug in Nazareth. Misschien heb je nog met hem in Thora klasje gezeten. Joshua bar Josef, Jezus de zoon van Jozef, de timmerman, de kleine aannemer in het dorp. Hij is er weer. En misschien heb je het altijd al geweten: Er is bij hem geen ontkomen aan. Als je zijn stem gehoord hebt dan blijft die klinken, of je wilt of niet. Hij kan zelfs weggaan, maar je weet dat hij terugkomt, dat hij je nooit echt loslaat.
Lucas vertelt dat Jezus, na zijn doop door Johannes en nadat hij veertig dagen in de woestijn verzocht is, terugkeert naar Galilea. `Door de kracht van de geest gedreven` staat er. Om aan te geven dat Jezus niet zijn eigen weg gaat, maar de weg van de Geest die hem bewoont. En het gerucht over hem gaat als lopend vuur door de omtrek. Het zoekt zich een weg in Galilea zoals het zich later met Pinksteren een weg zal zoeken vanuit Jeruzalem tot aan het einde van de bewoonde wereld.
Maar het begint in Nazareth, met dit eerste publieke optreden na zijn doop op Sabbat in de Synagoge.
En vandaag op Sabbat gaat hij gewoontegetrouw naar de Synagoge. Deze dag is altijd anders dan andere dagen omdat de Eeuwige, Hij zij gezegend, op deze dag rustte van de schepping maar misschien meer nog omdat hij op deze dag het volk deed uittrekken uit Egypte. Sabbat wil zeggen: je bent geschapen tot vrijheid, je bent geschapen om mens te zijn in beloofd land. Dat stond God in beginsel voor ogen
Commentaren spreken wel van het `Nazareth manifest` of van Jezus’ inaugurele rede. Omdat hij hier zegt wie hij is, zijn levensprogramma uiteenzet: Jezus, redder, bevrijder.
Een inaugurele rede in Nazareth maar het is bijna onvermijdelijk om die vanmorgen niet te zetten naast die inaugurele rede van afgelopen week op Capitol Hill.
Veel mensen horen in de redes van Barack Obama iets van de grote menselijke dromen en visioenen en herkennen in hem, hoe overdreven het ook mag klinken, iets van de Messias. Een man met een droom die de eed of legt met zijn hand op de bijbel van Martin Luther King; die het opneemt voor illegale migranten, voor gelijkheid, voor de leefbaarheid van de aarde, voor een eind aan dodelijk wapenbezit. En daarbij het gedicht van de Cubaans-Amerikaanse dichter Richard Blanco: …en elk raam, van een land, wij allemaal, kijkend naar sterren van hoop, een nieuwe stand van de sterren, wachtend op ons om het in kaart te brengen, om het samen naam te geven.
Een vergezicht zoals we dat hier in de kerk ook hebben, een vergezicht van gewone mensen. Mensen onderweg om tafels te wissen, grafstenen te lezen, een leven te redden, geometrie te onderwijzen of boodschappen aan te slaan.
Leven met een vergezicht. Dat betekent ook leven met het risico dat dat vergezicht het niet houdt, Dat de droom vastloopt door de weerstand ook in jezelf, door harde economische wetten, door armen die te kort zijn en benen die je niet brengen waar je wezen moet.
De parallel met het evangelie van vanmorgen ligt daar, bij de mislukking. Even verderop staat te lezen dat de stemming in de synagoge omslaat en Jezus bijna gelyncht wordt
We willen Jezus wel, maar we willen hem ook weer niet. Zijn menselijkheid is ons een maat te groot. Daarom is het ook zo verdraaid lastig om te leven naar wat je gelooft.
En toch staat hij daar in Nazareth en hier in ons midden. Ik zei het al: er is bij hem geen ontkomen aan, hij laat je niet gaan. In hem zie je die God die ons vasthoudt, die onze crisis en ons onvermogen niet uit de weg gaat maar die er midden in gaat staan.
Zijn inaugurele rede:
De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn,
om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken.
En je weet niet wie hier spreekt: Jesaja of Jezus. De beelden passen op elkaar. Alsof de woorden Jezus ingebakken zijn. Deze is het, zegt Lucas. De gezalfde, de messiaanse koning. In hem zal niemand aan de kant staan: blinden en verblinden, gevangenen. Wat we niet zagen, nooit konden zien, dat zien we in hem. Het jaar van het welbehagen.
Jezus doelt hier op het jubeljaar uit het bijbelboek Leviticus. Na vijftig jaar zal alles opnieuw verdeeld worden. Land verandert van eigenaar, schulden worden kwijtgescholden, land ligt braak om weer te leren leven van wat God ons geeft.
Na negenenveertig al te menselijke jaren moet je, zo zegt de Tora, opnieuw beginnen.
Maar de bronnen vertellen dat dat Jubeljaar in Israël nooit gefunctioneerd heeft. Misschien als vergezicht, als beloofd land in de verte. Kom er ook maar eens om: in Washington of Den Haag, op Wall Street of het Damrak, bij de ambtenaar van de schuldsanering of bij de deurwaarder.
En toch verkondigt Jezus dat Jubeljaar, dat jaar van nieuw begin en opstanding.
Het is zijn programma, het is zijn leven. Dit manifest van liefde uitgesproken in een plattelandssynagoge. Natuurlijk komt de weerstand, het verzet. We willen het wel en we willen het niet, we zeggen ja en we zeggen nee en willen water bij de wijn. Maar in die weerbarstigheid, in die crisis , in onze al te menselijkheid, gaat hij zijn goddelijke weg. Een mens als wij, deze God, trouw aan zijn woord tot in het uiterste.
Heden, zegt Jezus, is dit woord in uw oren vervuld. Net als vanmorgen. Geloof is uit het gehoor. Het komt binnen, een stem, een woord, een beweging die jou niet meer loslaat. En de mensen in de Synagoge in Nazareth en u en ik, en de lieve wereld: we zullen het zien, we zullen het beleven. Het jaar van Gods welbehagen waartoe wij zijn geschapen. Door Jezus Christus onze Heer. Amen.