1 Koningen 16, 29 - 17, 6

Preek gehouden op zondag 23 augustus 2015 in de Protestantse Gemeente Assendelft

Preek

Gemeente van Jezus Christus,

Het gaat goed in Israël, in het van Juda afscheiden noordelijk rijk. Historici hebben het uitgezocht. Het is een gouden eeuw. Een eeuw van welvaart. De macht zit stevig in het zadel: Achab, de zoon van Omri. Het wordt ons drie keer verteld. Achab de zoon van Omri. Over Omri staat in het hoofdstuk dat voorafgaat aan het hoofdstuk van vanmorgen dat hij deed wat slecht was in de ogen van de Eeuwige. Hij deed meer kwaad dan allen die er voor hem geweest waren. Nu hoeft een zoon niet op zijn vader te lijken, gelukkig niet, maar Achab doet dat wel. Zijn naam zegt het ook: vaders gelijke. En hij lijkt niet alleen op zijn vader, hij is erger. Achab de zoon van Omri deed wat kwaad was in de ogen van de Eeuwige meer dan allen voor hem, dus ook meer dan Omri. Het kost Achab weinig moeite om te wandelen in de zonden van zijn grootvader Jerobeam, die twee gouden stierkalveren aan de noordgrens van zijn rijk plaatste. Dat was een terugval naar lang geleden: de dans om het gouden kalf. En omdat alles belangrijker voor hem lijkt te zijn dan wat goed is in de ogen van de Eeuwige trouwt Achab een prinses uit Sidon – ten Noorden van Israël. Wat ze daar geloven en doen, doen en geloven is niet zo belangrijk. Wat telt is dat Sidon welvarend is. En macht moet met macht trouwen, het bezit vermeerderen. Dat is iets van alle eeuwen. Het bezit moet in de familie blijven. Tegenwoordig is onze economie zelfs zo georganiseerd dat je er niet eens meer met een rijke ander voor hoeft te trouwen. De Franse econoom Thomas Picketty heeft aangetoond dat rijkdom geconcentreerd raakt bij het allerrijkste deel van de bevolking omdat hun bezit als vanzelf sneller groeit dan de economie. Met andere woorden: rijken worden rijker en armen armer. Wie zit ermee? Het gaat goed. De economie zit weer een beetje in de lift. Er zijn nog wel wat problemen in de welvaartstaat – werkloosheid, zorg voor mensen die hulp nodig hebben, de hoogte van de uitkeringen, vluchtelingen – maar ach… Je kunt er cynisch van worden. Heel cynisch. En het erge is dat dat Noordelijk rijk ook geen weet meer heeft van waar het mee begonnen is. Het principe. Geen weet van een God die een slavenvolk bevrijdde, het volk tot zijn bruid nam opdat het die God zou dienen door zijn geboden te houden. Dat zou wat wezen: een beloofd land waar recht wordt gedaan aan de arme, de weduwe en de wees. Waar Jericho in puin ligt en in puin blijft liggen omdat die stad naar men zegt gebouwd is op de lijken van geofferde kinderen, net zoals iemand ooit opmerkte dat de Amsterdamse grachtengordel gebouwd is op de schedels van Javanen. Dat is uiteraard overdreven, maar er zit iets van waarheid in.

Maar goed. De Eeuwige nam Israël tot zijn bruid en Achab neemt Izebel tot zijn bruid. Het is niet alleen het verschil tussen de ene godsdienst van Baäl en de andere, maar het is het verschil tussen het al te menselijke koningschap en het koningschap van die Éne. Israël zou gaan om de Eeuwige te dienen en de aanbidden, maar gaat om Baäl te dienen en te aanbidden. Wat is er mis met Baäl en zijn godsdienst. Wat maakt het uit, de ene of de andere God. Als godsdienst alleen maar zou gaan over de ziel dan maakte het misschien niet eens zoveel uit. Maar die goden die staan natuurlijk ergens voor. Of ze houden alles zoals het is en blijven moet, of ze kennen het visioen. Of ze verklaren het bestaande heilig óf ze zetten je op weg naar een menselijke samenleving. En daarom is de bijbel zo duidelijk als het gaat over Baäl en de cultus inclusief de zogenoemde sacrale prostitutie om de vruchtbaarheid op gang te helpen. Alsof je het daarmee zou redden. Een beetje rommelen in de marge en onze economie kan weer jaren vooruit… zoiets. Wie gelooft het nog echt?

Uit het niets verschijnt Elia. De Eeuwige is Heer. We weten niet eens wie zijn vader of moeder was. Hij is er gewoon. ` Bij het leven van de Eeuwige, de God van Israël voor wie ik hier sta, er zal deze jaren dauw noch regen zijn, behalve op mijn woord.` Denk niet dat je het in de hand hebt. Al richt je honderd heiligdommen op voor ik weet niet welke god, al neem je de mooiste prinses uit de rijkste familie tot vrouw, al herbouw je het ingestorte Jericho omdat je van de geschiedenis nu eenmaal niets leert… het zal je niets brengen. Niet dat door Elia de wereld van de ene op de andere dag verandert in een paradijs. Was het maar waar. Maar in Elia leeft de verwachting. Nog altijd is hij verbonden met die andere toekomst. Als ooit de Messias komt zal Elia hem aankondigen. Daarom houden gelovige joden met Pasen altijd een stoel voor hem vrij, daarom heeft hij een aparte stoel in sommige synagoge’ s. Een lege stoel als teken van de toekomst die nog open staat. In hem, in Elia, leeft dat visioen dat ooit begon en dat leeft in de verhalen die de synagoge leest en wij met haar.

Er is een grens. Ga van hier naar het Oosten, aan de overzijde van de Jordaan. Aan de overzijde van de Jordaan. Naar dat beekje van niets. Ga naar dat begin toen Israël aan die grens stond, die grens die dwars door de wereld loopt. Die grens tussen dood en leven, tussen land van de dood en beloofd land, tussen verschrikkelijk heden en toekomst, slavenbestaan en uittocht en intocht. En leer het weer, te leven uit wat de Eeuwige geeft in de morgen en in de avond, alle dagen van je levensweg. Wat je niet krijgt door de graaien, wat je niet krijgen kan ten koste van de ander en jezelf. Leef zoals het volk in de woestijn leerde leven door het brood uit de hemel. Dat er genoeg is voor iedere dag en voor iedereen, steeds opnieuw, elke morgen weer. Elia, hij ging naar het woord van de Eeuwige. Je zou het bijna niet opmerken tegen de achtergrond van die staat en die macht van Achab, je zou het bijna niet opmerken.

Maar het is ons verteld door die verteller van lang geleden. Die geloofde in een tegenstem, de stem van de Eeuwige, die geloofde in beloofd land, die geloofde dat het anders kon en anders worden zou. En wij horen het… dat we erop mogen vertrouwen. Deze wereld anders, omgekeerd, beloofd land. Amen

Vertaling

29 Achab de zoon van Omri begon te regeren over Israël in het achtendertigste jaar van Asa de koning van Juda 30 Achab de zoon van Omri regeerde over Israël in Samaria, tweeëntwintig jaar.Achab de zoon van Omri deed wat kwaad was in de ogen van de Eeuwige meer dan allen voor hem 31 Het gebeurde, voor hem makkelijk om te wandelen in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, Hij nam voor zich tot vrouw Isebel de dochter van Ethbaäl, koning van de Sidoniërs, Hij ging en diende Baäl en aanbad hem. 32 Hij richtte voor Baäl een altaar op in het huis van Baäl dat hij in Samaria gebouwd had 33 En Achab maakte een Asjerapaal. En Achab deed meer om de Eeuwige, de God van Israël, te ergeren, dan alle koningen van Israël die er voor hem waren. 34 In zijn dagen bouwde Hiël de Betheliet Jericho op. Ten koste van Abiram, zijn eerstgeborene, legde hij het fundament, en ten koste van Segub, zijn jongste, zette hij haar poorten, naar het woord van de Eeuwige dat deze sprak door Jozua, de zoon van Nun.1 Elia de Tisbiet, uit de inwoners van Gilead, zei: bij het leven van de Eeuwige, de God van Israël voor wie ik hier sta, er zal deze jaren dauw noch regen zijn, behalve op mijn woord. 2 En het woord van de Eeuwige kwam tot hem zeggend:3 ga van hier en keer naar het oosten en verberg jezelf bij de beek Cherith, die aan de overzijde van de Jordaan is 4 Het zal gebeuren, Jij zal drinken uit de beek. De raven heb ik geboden jou te onderhouden. 5 Hij ging en deed naar het woord van de Eeuwige. Hij ging en verbleef bij de beek Cherith die aan de overzijde van de Jordaan is. 6 En de raven brachten hem brood en vlees in de morgen, en brood en vlees in de avond, en hij dronk uit de beek.