Zondag 24 november 2013, laatste zondag van het jaar, protetantse gemeente Assendelft
Gemeente van Christus,
In de kerk is niet 31 december de laatste dag van het jaar, maar de zondag vóór de eerste advent. Centraal in de lezingen staan dan `de laatste dingen`. Maar het is beter om te spreken van de eerste dingen, de dingen waar het uiteindelijk om gaat. Het zijn die dingen die God aan Johannes openbaart. Wat is het wezenlijke, waar draait het om?
Het is typisch iets van de bijbelse geschriften om daarbij niet te kijken naar het grote en indrukwekkende, maar veelmeer naar het gehavende en het kwetsbare. Verkondiging kan nooit voorbijgaan aan de nood in de wereld, aan mensen in de verdrukking. Een niet te tellen menigte. Ongetwijfeld heeft Johannes daarbij gedacht aan zijn vervolgde geloofsgenoten, maar ook noemt hij hen die honger lijden en dorst. Bedreigde mensen, verdrietige mensen.
De eeuwen door hebben de visioenen van Johannes mensen geraakt. Ze hebben getroost. Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Ze hebben mensen in opstand doen komen, mensen doen opstaan om te bouwen aan een vernieuwde aarde. Ze hebben bemoedigd: de slaven op de schepen gebonden tussen kisten kostbare specerijen. Swing low sweet chariot, wating fort o carry me home. Ooit worden wij gehaald, net als Elia, om te leven bij God. Droom van een betere wereld.
En wij horen Johannes’ visioen vanmorgen, omdat wat hij gezien heeft misschien wel het belangrijkste is wat er over ons te zeggen valt. Maar hoe belachelijk is het beeld, hoe aanstootgevend. U moet beslist eens het altaarstuk `de aanbidding van het Lam Gods` van de gebroeders van Eyk bekijken. Misschien heeft u het al eens gezien en ik heb er een prachtige DVD van die ik graag nog eens met u wil bekijken. Uit alle vier windstreken komt de menigte en wat haar op de been heeft gebracht is een lam. Een gewond jong schaap. Bloed stroomt uit zijn borst. Het beest staat rechtop, trots. Het heeft overwonnen. Maar tegelijkertijd is en blijft het gewond, geschonden, geslacht. En in dat lam zie je als toeschouwer ook je eigen kwetsbaarheid. Wie komt er ongeschonden door het leven? Het leven is maar voor een gedeelte maakbaar. De dood zet een streep door je plannen. Mensen verliezen elkaar en soms zichzelf. Je hebt ook zoveel gezichten. Lief en aardig, maar daaronder vaak ook die wolf die schreeuwt, gewelddadig, beschadigend.
En je bent het als mens allemaal tegelijk. Licht en donker, elkaar een engel en elkaar een wolf, wereldverbeteraar en tegelijkertijd ook weer degene die de wereld minder mooi maakt. Wie zijn het daar in het wit, en waar komen ze vandaan? Wie is die menigte waar Johannes het over heeft. En hoe komen hun kleren zo wit? Gewassen in bloed, bloed van het lam. Het is een idiote beeldspraak. Die kleden zijn niet gewassen in een steriele wereldvreemde ruimte, maar hier in de kwetsbaarheid van het gewone leven; daar worden we mens, daar krijgen we toekomst. Het gaat om nabijheid. Dat lam is één van ons, maar hij is meer dan wat hij verloren heeft. Hij is meer dan de pijn, meer dan het menselijk tekort. En omdat het daar staat in alle kwetsbaarheid maar toch zo zelfverzekerd ga je ernaartoe. Hij neemt het serieus, hij weet ervan. De honger en de dorst. Hij weet van het oude verlangen naar een herder die je thuisbrengt en die je doet neerliggen aan grazige weiden en die je brengt naar waatren der rust. Hij zegt niet dat je nu maar moet ophouden met janken, maar hij is zo aardig jouw verdriet serieus te nemen en met zijn grote zakdoek de tranen uit jouw ogen te wissen.
En u voelt natuurlijk ook wel: het is de dichter die hier spreekt, de poëet, de kunstenaar die meer ziet, verder en dieper. Maar zijn/haar taal geeft de ruimte. Je bent niet, je bent nooit opgesloten in je vragen, je verdriet, je menselijk tekort. Een mens kan ook niet zonder visioen, zonder uitzicht ga je levend dood. We kunnen ook niet zonder elkaar. Vandaar die menigte uit alle windstreken, welke grenzen we ook bedacht hadden.
Dichterlijke ruimte, de ruimte van God, kwetsbaar als wij zelf. Geen wonderdoener. Een lammetje dat leeft, sterk genoeg om ooit bij de wolf te slapen, sterk genoeg om ons te troosten als we onze doden betreuren. Zo mooi dit dier, deze God. Zo verschrikkelijk mooi… Amen