Zondag 28 september 2014, Vredeszondag, Protestantse Gemeente Assendelft.
met medewerking van Cantate Deo o.l.v. Wiger Levering
Gemeente van Christus,
Toen ik een jaar of vijftien was ben ik een keer of twee naar de synagoge in Arnhem geweest. Het interesseerde me en ik wilde weten hoe het daar aan toeging. Op één van die twee zaterdagen kon de voorlezer de boekrol niet openkrijgen. Zo’n boekrol wordt dichtgebonden met touwtjes en die zaten met onontwarbare knopen aan elkaar. De man voor mij zag het aan, gaf zijn buurman een por en zei: nu begrijp ik waarom Mosje die dingen op stenen tafelen heeft gekregen.
(bloemschikking Gea Swart en Joke de Bruijn)
De traditie biedt nog een andere verklaring. Het hebreeuwse woord voor steen is `aven` en daar zit het woordje `av` in – dat betekent `vader` - en het woordje `ben` en dat betekent `zoon of kind`. Waar het om gat is dus dat die vader in de hemel en de kinderen van Israël verbonden zijn, in een verbond leven. En dat verbond bestaat uit woorden, in steen gegrift.
Het is geen wet, maar onderwijzing, richtsnoer, weg ten leven. Doe dit en gij zult leven, doe dit en je komt in beloofd land. De eerste zonde is in Israël dan ook niet het eten van de verboden vrucht, maar de aanbidding van het gouden kalf. Als je afgoden aanbidt – economische machten, de bestaande orde, het recht van de sterkste – dan zijn de woorden waardeloos. Als Mozes met de tafelen de berg afkomt en de dans om het gouden kalf ziet dan smijt hij ze stuk.
Belangrijk om die tien woorden te begrijpen is het begin. `Ik ben de Heer jullie God die jullie bevrijd heeft uit Egypte`. Als je die woorden weglaat houd je alleen een opgeheven vinger over. De tien woorden beginnen bij deze God zelf. Ik heb jullie uit de rottigheid en de verdrukking gehaald. Dat is het begin van alles. Misschien moet je zelfs zeggen: als God dat niet gedaan had dan zat het volk er nog. Ik weet het niet.
De Eeuwige heeft ons bevrijd. Kunnen we onszelf bevrijden? Een einde maken aan alle geweld? Bouwen we – met een beeld van Dorothee Sölle – aan een kathedraal van vrede die ooit af zal komen ook al maken wij de voltooiing zelf niet mee? Stichten wij de stad van vrede of uiteindelijk toch niet? De moed zakt je in de schoenen, de laatste maanden helemaal. Ik noem het nog maar eens, het verschrikkelijke rijtje: Israël en de Palestijnen, het geweld in Oost Oekraïne met duizenden doden waaronder de slachtoffers van vlucht MH 17, de Islamitische Staat en haar geweld, onthoofdingen, martelingen, het geweld in Centraal Afrika.
Kunnen wij – redelijk op afstand van deze conflicten – meer dan bidden, nadenken over de juiste politieke beslissingen, de mensen ondersteunen die werken aan opvang van vluchtelingen, dialoog, vrede? Misschien kunnen we weinig meer dan dat. Maar niets doen is nog erger. Niets doen is het gelijk geven aan de macht van geweld en daarmee aan het cynisme en de hopeloosheid.
In de kerk hebben we de vreemde gewoonte om elkaar met enige regelmaat de vrede toe te wensen. Niet de vrede in het algemeen – het zoveelste compromis, het zoveelste vredesakkoord dat aan flarden geschoten wordt – maar de vrede van Christus. De vrede van hem die Paulus bezingt in zijn brief aan de gemeente te Philippi. Daar in Philppi zette Paulus voor het eerste voet op Europese bodem en stichtte er een gemeente. De gemeente ondersteunde hem financieel en er bestaat briefcontact.
Nu is het in die gemeente van toen net als in kerkelijke gemeenten van vandaag – er is onderlinge verbondenheid, ontferming, meeleven – allemaal heel mooi - maar er zijn ook zwaktes. Er zijn ruzies, conflicten, onenigheid. En wat Paulus nu doet is dat hij de gemeente uitnodigt om samen met hem te kijken naar Jezus. En dan schrijft hij het gedeelte dat wij zojuist hoorden. Het lied van de Mensenzoon, die prachtige Jezuspsalm. Het doet me denken aan een gedichtje van de dichter en verzetsman Willem Nagel die onder het pseudoniem J. B. Charles dit gedichtje schreef:
Hij alleen zou met een grote sigaar
In de mond op straat mogen lopen,
Met de duimen in zijn vest,
Want Hij is God.
Maar Hij doet het niet
Want Hij is God.
Paulus vertelt ons hoe Jezus, hoewel God, een slaaf geworden is, gehoorzaam tot de dood. En hoe God hem heeft verhoogd. Jij bent het. De mens aan de kant geschoven, gediscrimineerd, gemarteld,
vermoord… jij krijgt de naam boven alle namen. God draait het om. Jij bent het om wie het God in de eerste plaats te doen is. Ik ben de Eeuwige jouw God die jou bevrijd heeft uit Egypte. Ik heb het gehuil van mijn kinderen gehoord.
Het is het oude geloof van Israël, waar de kerk zich later bijgevoegd heeft, dat deze God een bevrijder is. Een God van armen en verdrukten. Een God van vrede en gerechtigheid. Al worden die vrede en gerechtigheid dagelijks vertrapt.
De Tien woorden zijn ook wel samengevat: blijf bij je Bevrijder. Laat deze woorden je weg zijn, je levensweg. Leef uit de van God gegeven vrede. Een levenslange weg die je kunt gaan, met vallen en opstaan, met verdwalen en de weg terugvinden. Doe dit en gij zult leven. Hoe ziet het eruit, dichtbij in de keuzes die je maakt, in wat je doet en laat. Hoe ziet het eruit in de politieke keuzes. Leven uit de vrede en uit de vrijheid die van God gegeven is. Tot zegen van God en van elkaar. Hoe ziet het eruit in onze omgang met onszelf en met elkaar. Moge de Eeuwige deze wereld, moge de Eeuwige ons de weg wijzen, elke dag weer. Amen.
Gezongen liederen
`Samen Kerk` , Psalm 121 met antifoon, Lied 1008, Lied 305, `Wie oren heeft`, Lied 160a, Lied 993, Dona Nobis Pacem, Lied 1001