Gemeente van Christus,
Op het Binnenhof worden in de zogenoemde handelingenkamer alle verslagen van de vergaderingen van de eerste en tweede kamer bewaard. Er is ook een lege plank en die staat voor de periode 40-45. Bij gebrek aan democratie bestaan er uit die periode geen handelingen.
Het tegenovergestelde is bij Lucas aan de hand. De bevrijding in Christus leidt tot Handelingen. Twee boeken schrijft hij: het naar hem vernoemde evangelie en de handelingen der apostelen. En wat hij in dat tweede boek beschrijft dat is de werkelijkheid van Christus ná zijn opstanding, de manier waarop die opstanding doorwerkt. Want je staat altijd op tot iets. Je staat op om naar de kerk te gaan, of om de dag te vieren, of om te rouwen. Maar nooit zomaar. Het opstaan is nooit een doel in zichzelf.
De lege plank in de handelingenkamer op het Binnenhof staat voor de periode dat de Naziterreur ook in Nederland heerste: volstrekte wetteloosheid, afgoden die zich botvierden op Joden, het grote zwijgen. Het bange vragen hoe lang het nog duren zou en of er wel een eind zou komen aan deze mondiale woeste ledigheid, deze terugval achter alles wat begrepen werd als beschaving. Een samenleving, ziek, gekweld door onreine geesten.
Toch zal ook toen het boek handelingen gelezen zijn net als de andere boeken die we tot de bijbel rekenen. Daarin wordt verteld van opstanding uit de dood. Geen engel redde uit de Scheveningse gevangenis en haar martelkamers zoals ze ook vandaag niet redden uit vreemdelingendetentie of de detentie waartegen Amnesty schrijft. En er is ook geen schaduw waarin de zieke mens of samenleving eendrachtig zitten kan die hem of haar tot genezing strekt. Het enige dat klinkt is een woord en handelingen die doorgaan, doorwerken, omdat Christus is opgewekt uit de dood en dáárin toch alles anders is. Natuurlijk is er ook weer de opstand die zegt dat het moet blijven zoals het is. We kunnen toch ook niet anders. We moeten weer vertrouwen krijgen, niet in opstanding uit de dood, maar in onze economie, onze tripple A, onze politieke leiders. Hoe zouden we ons hachje anders kunnen redden dan met de ons vertrouwde middelen? Maar dan toch lezen we in deze Paastijd dat dat vreemde getuigenis over Jezus niet ooit een keer klonk, maar dat het doorwerkt. Het is alsof Lucas in zijn tweede boek zichzelf herhaalt. De profeten van Israël komen tot leven in die zuilengang van Salomo. Salomo, de zoon van David. Koning van wijsheid en liefdesliedjes en messiaanse verwachting. Laten we die verwachting in vredesnaam levend houden. Johannes de doper stelde in de gevangenis die bange vraag: zijt gij het die komen zou of hebben wij een ander te verwachten? Maar in de Paastijd mogen we het antwoord toch wel vieren. Ja, deze is het. Meer hebben we niet te verwachten dan deze kwetsbare mens in die zuilengang van Salomo een levende werkelijkheid.
Maar de Sadduceeën die zeggen: het is je reinste onzin, dood is dood. Gaat Friso soms ontwaken uit zijn coma, is dat hier in dit stervend bestaan geloofwaardig? Tegelijkertijd hebben we niets anders. Je kunt het opsluiten, dit woord, deze bevrijding, deze hoop op een ander, beter leven. Je kunt het achter tralies zetten: de oppositie, de opstandelingen, de wereldverbeteraars, de vluchtelingen die ook alleen maar opstonden om op weg te gaan naar een beter bestaan aan de overzijde van de Middellandse Zee, de doodsrivier. Maar misschien komt dan toch die engel in dat huis van bewaring zoals we het gevang zo mooi noemen. Want wat bewaren we er anders dan een beetje moraal, het recht op vergelding, onze wankele economische orde, de verschillen tussen mensen met en mensen zonder kansen? Maar goed, die engel van de Heer die komt in de nacht of die hogepriesters en die sadduceeën met hun jaloezie het nu willen of niet. En die engel die opent de deur die zo goed bewaakt wordt. Bij Jezus’ graf hielp het ook al niets, die bewaking, dat verzet. Uiteindelijk hebben de machten het nakijken: de demonen, de ziektes, de muren, de schuld, de gebrokenheid, die hele aan zichzelf verloren wereld waaraan Jezus zich gaf, vol van genade en waarheid. Maakt voort! Schiet op! Het lijkt wel weer Pasen. Weg uit het diensthuis waar de angst bewaard wordt. Weg uit Egypte naar Jeruzalem. Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al deze woorden des levens! En dan staan ze daar, tegen de ochtend. Vroeg in de morgen… het is weer Pasen, en het graf van voorbij en alles wat je gevangen houdt liggen achter je.
Hoe grappig is het als die dienaren terugkomen van de gevangenis en zeggen wat ze gezien hebben: de gevangenis was met de grootste zorgvuldigheid afgesloten en de bewakers stonden voor de deuren. Maar toen wij die geopend hadden troffen we er niemand aan. Het graf is leeg. Niet alleen het graf van Jezus, maar ook het graf van de apostelen en ook dat graf van wie dit hoort. Dat graf is wel een werkelijkheid, een vaak afschuwelijke werkelijkheid. Ach, daar weet ook Lucas alles van en wij zoals we hier samen zijn ook. Maar die werkelijkheid is niet alles. We kunnen er hier anders naar kijken. Misschien alleen hier en dan ook nog maar alleen omdat het ons gezegd wordt. Dat je in liefde gekend bent en dat die ander voor je instaat, en dat God alles in liefde kent en in liefde draagt. Dat die niet wegloopt als een huurling maar voor je instaat als de wilde beesten komen. Als die in werkelijkheid of in je ziel opstaan om je het leven te nemen. Dan staat daar een herder, dan sta je niet, dan sta je nooit alleen. Kom maar op, herder met je kiezelsteentje, ongewapend, zoon van David. De reus valt neer. Alles wat je leven onmogelijk maakt naar de Filistijnen. Kom maar, vroeg in de morgen, naar de tempel, naar de drie stromen. Godsstroom der genade, dat oude lied uit de Hervormde Bundel: Laat het uit Gods hemel stromen
in de kerken overal! Van uw nederdaling dromen moede harten zonder tal. Nieuwe liefde, nieuwe zangen, kracht die zielen opwaarts tilt, brent uw ruisen, die ’t verlangen als een heilig lied doortrilt. Hij is hier niet, hij opgestaan, en wij met hem. Handelingen, iedere dag weer. Amen.
Kyrie
U roepen wij aan om ontferming
Dat uw Opstanding zichtbaar moge worden
Voor wie geen helper heeft
Voor mensen als schapen zonder herder
Want het leven is vaak bij de wilde beesten af
Daarom roepen wij
Voor wie gevangen zijn in het duister
In vreemdelingendetentie
In de nacht van onrecht en geweld
In de nacht van leven dat geen leven is
U kent het wel
Daarom roepen wij
Voor wie gevangen is in schuld
In niet verder kunnen
of niet verder willen
bidden we om vergeving
om leven uit de dood
Daarom roepen wij:
Zondaggebed
Trouwe God
Moge uw Opstanding geschreven worden in ons leven
Gespeld in ons bestaan
In wie wij zijn
In ons doen en laten
Door Jezus Christus Onze Heer,
Amen
Dankgebed – voorbeden
Trouwe God
We danken u
Dat u in ons midden wilt zijn
Als de levende
Dat u bevrijdt
Wie gevangen zijn
In angst, in pijn, in verdriet
We danken u
Dat u er bent
Zo anders dan wij zijn
Trouw, genadig, liefdevol
Wil daar zijn God
Waar de werkelijkheid van Opstanding
Zo ver lijkt, zo onbestaanbaar,
Door oorlog, onrecht,
Door ziekte en dood.
Wil daar zijn waar mensen gevangen zitten
Alleen met hun schuld of schuldeloosheid
Verlangend naar bevrijding
Verlangend naar woorden ten leven
Wil daar zijn
Waar wat u spreekt
Wordt opgesloten
In ons gelijk, in onze vroomheid,
In onze gedachten en ideeën
Gij die zo onvoorstelbaar anders bent
Nochtans, of juist daarom een bevrijder
Wees met ons, wees in deze wereld,
En wil ons horen nu we in stilte bidden: