1 Corinthiërs 15, 20-27

Zondag 21 april 2013, 4e van Pasen, Taborkerk Purmerend

Gemeente van Christus,

Bij de voorbereiding van een preek kijk ik altijd even op internet om te lezen wat collega’s over het betreffende bijbelgedeelte gezegd hebben. Soms neem ik wat over. Zoals mijn docent Bijbelse theologie zei: de heilige geest kent geen copyrights.

Wat me opviel was dat de meeste preken over 1 Korinthe 15 afkomstig waren uit de wat behoudender kerken. Zo zegt een collega `ik verwacht niet dat er in deze kerk iemand zit die twijfelt aan de lichamelijke opstanding van Jezus` en even verderop in zijn preek `zoals de dood er is door een mens is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. Adam is de mens door wie de dood inbrak, Jezus Christus is de mens door wie de dood overwonnen wordt.`

Ik weet niet hoe die zinnen bij u vallen, en misschien heb ik het hier al eerder gezegd, maar ze gaan er bij mij niet zo gemakkelijk in.

Zou er in de kerk waar die dominee voorgaat nu niemand twijfelen aan de idee dat iemand die klinisch dood was na drie dagen weer begon te functioneren als daarvoor? Want dat bedoelt die dominee met lichamelijke opstanding

En dat de zonde ons aankleeft vanwege één mens, ooit lang geleden, in de hof van Eden…omdat hij niet zo braaf was als Jantje die pruimen zag hangen en de verboden vrucht plukte?

Ik kan het zo niet meer volgen. De slachtoffers in Syrië zijn dood en komen niet meer terug. Het afscheid van geliefden is vaak te bitter. Waarom worden zij niet opgewekt, de verloren beminden?

En de werkelijkheid van het menselijk tekort? Zou de Eeuwige werkelijk zijn als die vader of moeder die het welzijn van zijn of haar kinderen laat afhangen van een kinderachtig verbod? Is het niet een beetje kleinburgerlijke moraal: jij Adam mag niet van de fruitschaal eten want als je dat doet dan is het met je gedaan. Dan kan je leven misschien nog wel aardig wezen, maar dan is de echte lol er wel af. Dan leid je een leven waarin je uiteindelijk niet tot je bestemming komt. Dan zul je vaak niet doen wat je zou moeten doen en even vaak doen wat je zou moeten laten. Dan wordt dat leven van jou een leven vol dood en lijden en tekortschieten…

ach, misschien bent u wel met me eens dat God niet zo kan wezen. Dat het beeld dat de Bijbelverhalen ons van God schetsen het beeld is van een menslievende, een barmhartige.

Maar de bijbel heeft wel een groot punt als ze begint met Adam en Eva. Met de mens ten voeten uit, en met wat die mens er op Gods akker van maakt. De mens die als God wil wezen en die niet thuis geeft als gevraagd wordt: adam, waar ben je? En de vraag is of dat nu altijd zo blijft met die mens.

Het is een tijdje heel modern geweest om afscheid te nemen van de catechismus die zegt dat de mens geneigd is tot alle kwaad, het liefst schrapten we het woordje zonde ook uit het kerkelijk vocabulaire

Toch is het de vraag of dat zo verstandig was. Of we daarmee toch niet verhulden dat het ten diepste er misschien toch niet zo lekker voorstaat met ons. Zonder iets als beschaving is de mens de mens misschien een wolf en erger dan dat. En hoe moet het met die mens? Komt het nog goed? Met de oorlogen in Syrië en in gezinnen, met de verwoesting van het milieu, met de crisis en de derde wereld en het egoïsme.

Kan de mens door wie die dood in de wereld gekomen is en steeds weer in de wereld komt er nu ook voor zorgen dat het met die dood ophoudt? Kan die mens die bankring breken. Ook die bankring van al het duister waar we niemand de schuld van kunnen geven. De domme ellende die je overkomt, het stomme ongeluk, de onverklaarbare ziekte.

Paulus schrijft: `Want omdat de dood er is door een mens, zo is ook de opstanding van de doden door een mens. Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.`

De preek van mijn behoudender collega vertelt dat dat rond het jaar dertig moet zijn gebeurd. Ach, ik weet dat niet zo precies. Eigenlijk snap ik niets van die opstanding en ook niets van de dood. Ik hoor alleen dat Paulus iets overkomen is en dat dat zijn leven radicaal veranderd heeft. Hij heeft Christus, de Levende, ontmoet. En als ik het hoor en als ik het hier zeg en als we er met elkaar over zingen en voor danken, dan heb je er deel aan. Dat ik dat zeg is misschien psychologisch te verklaren, we geloven omdat we er nu eenmaal behoefte aan hebben – maar ik houd het op Gods geest die waait waarheen ze wil en die ons deel doet hebben aan wat we zelf niet bedacht hadden.

Paulus die ziet Christus als de Eersteling. De Eerste van een oogt die komt. Een begin nog maar, een aankondiging.

We hebben dit jaar lang moeten wachten op die eerst bloesem, op die eerste sneeuwklokjes en narcissen. Het was te koud.

Maar bij het zien van de eerste kopje boven de grond weet je al dat er meer komt. Dat het voorjaar wordt en zomer, dat je erop kunt wachten. En zo ziet Paulus in de Opgestane ook de belofte van wat komt. Pasen niet als een eindpunt, maar als een begin in ons midden.

Natuurlijk weet Paulus ook wel van de machten om hem heen, van het zuchten van de benauwde schepping. De blijdschap van Pasen is voor sommigen van korte duur, niet meer dan een teken in de tijd. Maar wel een beslissend teken.

Want de doden zullen opstaan en God zal één in alleen zijn. Hij zal wonen in mensen, voor een en voorgoed. Dan zal het Pasen zijn, Pasen zonder, dood voorgoed verslagen, tranen afgewist…. eens en voorgoed. Amen.