1 Petrus 2, 19-25 & Johannes 10, 1-10

Zondag 11 mei 2014, Zondag van de goede Herder, Opstandingskerk Monnickendam

Gemeente van Christus,

Petrus schrijft aan zijn brief aan een gemeente die waarschijnlijk voor een groot deel uit slaven bestaat. Vreemd is dat niet. Slavernij is in die samenleving volslagen gewoon. Je hebt vrijen en slaven. Zo is dat nu eenmaal. En Petrus lijkt daarin mee te gaan. Direct voorafgaand aan het gedeelte dat we hoorden zegt hij zelfs: slaven, weest uw meester onderdanig. Neemt uw ondergeschikte positie in.

Ik weet niet wat u ervan vind, maar het is vreemd. De bijbel zou de bijbel niet wezen als er niet in verteld werd dat de Eeuwige – Hij zij gezegend – ooit een volk verloste uit de slavernij. Het tegendeel dus van wat Petrus hier zegt. Hoe zit dat?

De eeuwen door is de bijbel gebruikt om van alles te rechtvaardigen. Racisme, apartheid, ondergeschiktheid van de vrouw, homovijandigheid, machtsmisbruik. En het argument was en is altijd: God heeft het zo gewild. Theologen gingen zelfs zover te spreken van scheppingsordinanties. Het kwam erop neer dat vanaf de grondlegging der wereld bepaalde verhoudingen vastlagen en dat God dat zo bepaald had. Er tegen in opstand komen was dus zo ongeveer hetzelfde als in opstand komen tegen God. Slaven weest uw meester onderdanig. Lijden terwijl gij het goede doet, dat is genade bij God.

Ik zou eerder zeggen: het is Godgeklaagd. Het is helemaal geen genade als de zachten krachten in onze wereld om zeep worden geholpen. Zou Petrus het ook vandaag zeggen? Dat het genade is dat lieve kinderen zestig uur per week in illegale naaiateliers onze kleding in elkaar stikken. Dat het genade is dat mensen omkomen in vuile oorlogen. Dat het genade is dat kinderen in Nigeria ontvoerd worden om… ach nee. Dat zou Petrus nooit zeggen. Misschien moeten we zijn woorden verstaan als een bemoediging. Hij wijst op Christus, in wie geen bedrog was en geen zonde, en die toch, net als de slaven in deze wereld gekruisigd werd. De Heer heeft je niet allen gelaten in de waanzin van deze wereld. Hij laat zich vinden in mannen en vrouwen gedwongen tot onderdanigheid. En in zijn verhaal klinkt de wonderlijke mogelijkheid van Opstanding, van bevrijding uit de dood.

Want jullie waren dwalende als schapen maar nu hebben jullie je omgekeerd naar de herder en hoeder van jullie zielen. Het is een oud beeld dat ook buiten de bijbel bekend is. De herder die zijn schapen draagt en thuisbrengt. Mensen vinden er al eeuwenlang troost in. De Heer is mijn herder, zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad want gij zijt bij mij. De kerk vond dat beeld zo belangrijk dat ze er wel een zondag aan wilde wijden. Déze zondag - de zondag van de Goede Herder –al horen we Jezus vanmorgen zeggen: Ik ben de deur. De deur van de schaapskooi.

Je moet er niet aan denken dat er geen deur in zit. Overdag gaat het wel. Dan ben je met de herder op stap, die houdt de boel goed in de gaten. Maar ’s nachts als hij ons achterlaat in de schaapskooi. U moet zich voorstellen: een ronde aarden wal met een opening. Als er iemand binnendringt kun je geen kant op. Dus u begrijpt dat je iemand nodig hebt die je kunt vertrouwen. Iemand die jou als een stevige deur beschermt tegen allerlei gevaar. Ach… er gaat zo verschrikkelijk veel mis. Het stikt van de dieven en rovers. Niet alleen buiten die schaapskooi maar ook in jezelf. Ze verschaffen zich een weg naar binnen. Ze klimmen brutaal over de muur, trekken zich van God noch gebod iets aan. Verslinden de schapen, zetten ze het land uit. Het zijn de wolven die in ieder mens wonen. Hoe harder we hun bestaan ontkennen hoe gevaarlijker ze zijn. Ik hoef het u niet te vertellen. Deze schaapskooi, deze aarde… de slachtschapen

Maar er is er één geweest die heeft gezegd dat hij het was. De deur, de herder, en nog veel meer…

Was ik een schaap, was Hij mijn herder,

Was ik een schaap, Hij bracht mij verder

Naar de overkant, naar het beloofde land,

Waar je leven kon vlak bij de bron

Of

Mijn Herder is de Heer,

Ooit zal het ons aan niets ontbreken. Amen