Genesis 50, 20-26

Overweging voor de laatste zondag van het kerkjaar 20 november 2016 Protestantse Gemeente Assendelft

Gemeente van Jezus Christus,

Het boek Genesis eindigt met de dood van Jozef. Het is eind goed al goed. Jozef ooit verkocht door zijn broers en Egypte terecht gekomen. Jozef wiens vader dacht dat hij dood was, verscheurd door wilde dieren. Aan het eind is alles weer goed. Jozef heeft twee keer in de put gezeten en heeft het gebracht tot de positie van onderkoning. Hij heeft de volkeren rondom Egypte gered van de hongerdood. Hij heeft verzoend met zijn broers en zijn vader heeft hem in zijn armen mogen sluiten. Jozef is een gezegend mens. Als je dan toch sterven moet, dan zo. En dan die leeftijd: 110 jaar. Menigeen zou er voor tekenen, mits in goede gezondheid naar lichaam en geest.

Nu zijn die leeftijden in de bijbel niet zomaar leeftijden. Ze willen ons iets vertellen. Er is nog iemand in het verhaal van God met Israël die ook honderdtien wordt, en dat is Jozua. En Jozua dat is de man die erbij is als het volk uittrekt uit de slavernij en die er ook bij is als het volk aankomt in het beloofde land. Jozua is de mens die de dood achter zich laat en die intocht houdt in het land dat God beloofd heeft.

Het is niet toevallig dat deze Jozua en Jozef even oud worden. Hun leven is verbonden met de Eeuwige die mensen thuis wil brengen, de Eeuwige die zegent: de Heer zegene u en behoede u, de Heer doe zijn aangezicht over u lichten…. Niet dat hun leven van een leien dakje gaat, maar is klinkt door hun levensverhaal het vertrouwen dat ze thuis zullen komen. Dat er één is die over hen de wacht houdt.

Dat is wat die oude verhalen ons willen vertellen. Even hiervoor wordt verteld van de dood van aartsvader Jacob. Hij zegt tegen Jozef: Nu kan ik sterven, nu ik jouw gezicht weer gezien heb, want je leeft nog. En dan wordt hij begraven, niet in Egypte, maar in het land waar ook zijn voorouders begraven zijn. Dat is het land waarvan de Eeuwige ooit tegen Abram gezegd heeft: ga, ga naar het land dat ik je zal laten zien! Dat beloofde land is niet aan te wijzen op een landkaart. Het kan wel, maar zo is het niet bedoeld. Waar ligt het, het land van verlangen, het land van de toekomst, het land waar gerechtigheid woont en vrede? Waar ligt het: een goede plaats? De goede plaats waar we als gemeente ook dit jaar naar op weg zijn, zonder te weten waar het ligt.

Beloofd land, een goede plaats. Uiteindelijk zal ook Jozef daar begraven worden. En Jozef stierf toen hij honderdtienjaar oud was; ze balsemden hem en legden hem in een kist. In Egypte. Dat is het, ook in de oorspronkelijke tekst, het laatste woord van het eerste Bijbelboek, van het boek Genesis: Egypte. En als je een beetje vertrouwd bent met de bijbel dan weet je waar Egypte voor staat. Na Jozef komen daar andere koningen aan de macht en dan wordt Egypte wat Egypte in de bijbel ook betekent: land van de angst. In de bijbel zijn dat twee polen: angstland en land van belofte, angstland en droomland. En het kan niet zo zijn dat ons leven eindigt in angstland, of dat we daar altijd zouden moeten blijven. De vertellers van Israël weten van een beloofd land…. Jozefs lichaam wordt gebalsemd en in een ark gelegd. En ik versta dat als volgt: zijn levensverhaal zal tot bestemming komen, zal thuiskomen, in het land van belofte. We hebben daar ook nog andere worden voor. Als we zeggen dat de namen gegrift staan in de palm van Gods hand. Als we zeggen dat we niet leven en sterven voor onszelf, maar voor God onze Heer aan ie wij toebehoren.

In dat verhaal van Israël, in dat verhaal van Jozef, wordt ook ons verteld waar het met ons naartoe gaat. Ze balsemden hem en legden hem in een kist…Er staat letterlijk: legden hem in een ark. En onderweg naar het beloofde land droeg Israël nog zo’n ark met zich mee. En in die ark zat het Woord dat God aan zijn volk gegeven had. Een Woord dat richting geeft… Ik ben de God die jou heeft bevrijd uit angst en dood, ik ben de God die jou thuisbrengt. Jullie zullen leven in gerechtigheid en in vrede. In vrede met mij, in vrede met elkaar, in vrede met jezelf.

Je ziet hem gaan die stoet, door de woestijn. We lopen, en tegelijkertijd worden we gedragen, onzichtbaar soms, onmerkbaar soms, en toch… gedragen in liefde. In God die ons thuisbrengt. Amen.