Mattheus 22, 34-46

Protestantse Gemeente Broek in Waterland, zondag 29 oktober 2017

Gemeente van Jezus Christus,

Het kan u bijna niet ontgaan zijn, maar komende week is het 500 jaar geleden dat pater Marten Luther de reformatie ontketende door zijn 95 stellingen openbaar te maken. Of hij ze werkelijk bevestigde aan de deur van de slotkapel en of hij dat met lijm of spijkers deed is nog steeds voorwerp van wetenschappelijk onderzoek, maar de definitieve uitkomst van dat onderzoek zal de betekenis van die 31e oktober niet wezenlijk veranderen.

Luther zat in zijn maag met wat hij `de wet noemde`. Hij kon die wet niet houden. De bijbeltekst `doe mij ontkomen door uw gerechtigheid` deprimeerde hem. Hij dacht `als ik het moet hebben van Gods gerechtigheid dan ben ik verloren, want ik deug niet.` En toen ontdekte hij dat hij gerechtvaardigd was niet door zijn eigen levenswandel, maar door het geloof van Christus. Door Gods vertrouwen.

In de Lutherse theologie heeft de wet de plaats behouden voorafgaand aan het evangelie. Door de wet kom je erachter dat je het niet redt, maar, gode zij dank, wij mogen leven uit de blijde wetenschap dat God ons rechtvaardigt. In de Calvinistische theologie -die van onze vaderlandse kerk en haar opvolger – de huidige PKN – is de visie op `de wet` positiever. Zij is daarin ook evangelie, blijde boodschap. Levend als bevrijd mens ben je geroepen om in dankbaarheid te leven uit wat je gegeven is en je leven te heiligen. Neem mijn leven laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer. Maar wat we delen, Lutheranen en Calvinisten, dat is het vertrouwen dat we leven uit genade, uit wat je in liefde gegeven is. En daarnaast dat dat ons is aangezegd in een levend woord.

Voor vanmorgen staat ze – al dan niet toevallig – op het leesrooster: de wet. Beter gezegd: de tora, de weg ten leven. Jezus citeert zijn Joodse bijbel niet zo nauwkeurig. De tijden zijn veranderd en hij voegt twee geboden samen tot één dubbelgebod (Deuteronomium 6 vers 5 gecombineerd met Leviticus 19 vers 18). Hij stelt de liefde voor God en voor de naaste op één lijn. Daarin is Jezus niet uniek. Er waren in zijn tijd meer stemmen binnen het veelkleurige jodendom die de liefde voor God en de naaste als gelijkwaardig beschouwden, als twee kanten van dezelfde medaille. Vroom zijn en je tegelijkertijd geen barst aantrekken van je naaste, dat vindt God geen goed idee. Dat was al de meerderheidsopvatting binnen het Jodendom in Jezus’ dagen. En Augustinus, bisschop van Hippo in het huidige Algerije en kerkvader die is het met hen eens en zegt: ” Dus als u denkt dat u de Schrift of een gedeelte van de Schrift hebt begrepen, maar u door hoe u de Schrift verstaat niet deze dubbele liefde tot God en de naaste bij uzelf bevordert, dan heeft u de Schrift nog niet begrepen.”

Maar daarmee zijn we er nog niet want ten eerste: wat is liefhebben? En ten tweede: wie is mijn naaste? Bekend is de uitspraak van de Joodse geleerde Hillel, overleden in het jaar 10 van de gangbare jaarteling: Een leerling vroeg hem eens: Rabbi, kunt u mij de hele Thora onderwijzen terwijl u op één been staat? Het antwoord van Hillel was: ‘ Wat jij verafschuwt, doe dat ook je naaste niet. Dat is de hele Thora, de rest is commentaar. Jezus en Hillel zijn het erover eens dat naastenliefde de kern is van de Tora, de hele wet van God, Het enige verschil is dat Hilel negatief formuleert, in de passieve vorm, en Jezus positief.

Maar hoe doe je dat, liefhebben? Wat het gebod in ieder geval niet is dat is een romantisch voorschrift om tegenover iedereen tedere en liefderijke gevoelens te hebben. Een psycholoog heeft me ooit verteld dat je de mensen die je tegenkomt in drie groepen zou kunnen indelen: met een derde zou je bevriend kunnen raken, die vind je sympathie, tegenover een derde sta je neutraal, en de overige 33,3 procent heeft de geweldige pech dat je ze van nature niet zo aardig vindt. Of je het nu christelijk vindt of niet: probeer er geen vrienden mee te worden, het is gedoemd te mislukken, verspilde energie. Letterlijk vertaald klinkt het gebod zo: heb naar de ander toe lief. Het liefhebben staat in de sfeer van een streven naar en niet in het teken van het resultaat. Het gaat niet om de naaste als persoonlijkheid maar om zijn of haar welzijn. Liefde heeft betrekking op de noden van anderen. Twee hedendaagse rabbijnen schrijven: naastenliefde heeft betrekking op het antwoord van iemand op de noden van anderen… het om willen zien naar mensen in nood een absolute voorwaarde om deel te kunnen uitmaken van de verbondsgemeenschap van Israël. Geloof is in onlosmakelijk verbonden met oog hebben voor de ander. … Iemand die is opgesloten in zijn eigen privébelangen en interesses kan gezien worden als een ongelovige aangezien zijn leven de dimensie van verder zien dan de eigen belangen mist. Iemand kan belijden dat hij gelooft maar wie onverschillig is voor het lot van anderen en zich doorgaans niet bekommert om wat zich buiten zijn eigen kleine wereldje afspeelt, zo iemand toont geen geloof in een transcendente God.” ( Contemporary Jewish Religious Thought, Cohen and Mendes-Flohr editors, pag. 47). Waarvan acte. Geen romantisch liefde dus, maar naastenliefde als antwoord de nood van anderen. En waarom zou dat moeten? De ander is er net zo één als jij. Je zult de naaste liefhebben als jezelf betekent niet dat de liefde voor jezelf de maats is voor de liefde voor de ander, maar het betekent dat je de ander die is als jij moet liefhebben. Net als jij, een mens geschapen om op God te lijken, een mens die leeft voor het aangezicht van de goede God.

Blijft nog de vraag: wie is je naaste? In Israël is dat je volksgenoot. Iemand van je eigen stam, je eigen volk. Dat klinkt in onze tijd – als je dat zomaar zegt - een beetje eng, een beetje extreemrechts. Zorg maar voor je eigen volk en zolang daar nog ouderen onder zijn die een uur moeten wachten voordat iemand ze uit bed of naar het toilet helpt, moet je de grenzen maar sluiten voor vluchtelingen en vreemdelingen. Maar het gebod om de naaste lief te hebben heeft een uitbreiding in hetzelfde hoofdstuk uit het boek Leviticus: 'De vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert, zal onder u zijn als een ingeborene van u; gij zult hem liefhebben als uzelf want – staat er dan - gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland; Ik ben de Eeuwige, uw God!' (19:34). Zo worden ze bijna naast elkaar genoemd, als elkaars gelijken: de naaste en de vreemdeling. De vreemde ander die – of je dat nu wilt of niet – een beroep op je doet.

We hebben het in ons, die neiging om niet alleen voor onszelf de leven maar ook voor elkaar. Die neiging om naar dat gebod te horen en ernaar te handelen. Of dat ons rechtvaardigt, was de bange vraag van Luther, want we schieten soms zo hopeloos tekort. Ach, zou Luther uiteindelijk antwoorden: nee, we zijn al gerechtvaardigd, we zijn al geliefd. Door God begenadigde mensen, bevrijd uit Egypte, bevrijd uit de dood…Geliefd. Amen.

Drempelgebed

Goede God, zie ons hier samen

In uw huis, voor uw aangezicht

Met alles wat we in ons meedragen

Ons tekort, ons gemis, ons verdriet, onze zorgen

Maar ook

Wat goed is en liefdevol en rijk

We mogen ons door u gekend weten

Liefdevol gekend en gedragen.

En misschien dat we daarom hier zijn

Om dat weer te horen, om dat weer te weten

En om u daarom te loven

En uit uw liefde te leven.

Amen.

Kyriëgebed

Goede God. Nederland heeft weer een regering, en wat ieder van ons ook van die regering vindt, hier willen we belijden dat u het bent die regeert en die uiteindelijk een dienaar, een minister is, van de humaniteit en van het leven op aarde. Daarom is het ook dat we tot u bidden en zingen:

We spreken voor u uit wat gebroken is. We noemen vanmorgen diegenen die zijn aangerand, misbruikt. Die zich niet konden verweren, die geen gehoor vonden, die een deel van zichzelf op slot moesten zetten om verder te kunnen leven. Gij die ons kent, God die heel maakt. Tot u is het dat wij bidden en zingen:

We spreken uit wat gebroken is. We noemen alles wat niet tot z’n bestemming komt. Mensen geknakt, leven gebroken, liefde verloren. Gij die het zo anders hebt bedoeld, het zo goed met ons voorheeft. Hoor ons nu wij bidden en zingen:

Zondagsgebed

God die liefde is

En die ons net als Israël oproept om U en onze naaste lief te hebben

Gij weet hoezeer wij tekortschieten in dat liefhebben

En hoe vergeven de wereld is van liefdeloosheid.

Maar we willen het ons laten aanzeggen

Dat dat tekort en die liefdeloosheid

Gedragen worden in uw liefde

En dat we daaruit mogen leven.

Geef ons dan God, dat leven uit liefde

En dat leven in liefde voor u en voor elkaar

Dat vragen wij in naam van die mens

Die zo boordevol was van uw liefde:

Jezus Messias.

Amen

Dankgebed - voorbeden - stil gebed - Onze Vader

God van liefde

Die ons in liefde voorgaat

Wij danken u, dat u ons leven in liefde draagt

Wij danken u voor uw menslievendheid

Wij danken u voor het liefdesgebod

Voor uw Woord ons toevertrouwd

Uw woord dat klinkt in een wereld die zo vol is van liefdeloosheid

Van geweld, van haat,

Een wereld waarin mensen elkaar en zichzelf

Soms zoveel geweld aandoen.

Vergeef ons

Bevrijd ons van die liefdeloosheid

Wijs ons een weg om te gaan

Een weg naar beloofd land waar liefde wonen mag

We bidden u voor mensen

Die het slachtoffer zijn van liefdeloosheid

Vrouwen, kinderen, mannen

We bidden u om bevrijding uit de liefdeloosheid

Van armoede en onrecht

We bidden voor die huizen en gezinnen

Waar liefde is geweken voor verwijdering

Voor verwijten, voor elkaar niet meer kunnen luchten.

We bidden u voor uw kerk

De eeuwen door en ook vandaag vaak niet bepaald het toonbeeld van uw liefde

En al te menselijk

En toch ook draagster van dat geheimenis

Uw woord van liefde die geen einde kent

Wil zijn met de zieken, naar lichaam of geest,

Met hen die rouwen, leven in onwennig gemis

Hun weg zoekend in onbekend land

Verhoor ons. Ook nu we in stilte bidden wat ons hart bezighoudt: