2 Koningen 4

Zondag 10 november 2013, Protestantse Gemeente Assendelft

Gemeente van Christus,

Niemand lijkt nog te horen naar de stem van de Heer. Niemand? Nee, een vrouw uit Sue, een buitenlandse nota bene, die herkent in Elisa een man Gods. En dat niet alleen, ze verleent hem ook nog gastvrijheid. Eerst geeft ze hem alleen te eten, maar na een tijdje overlegt ze met haar man dat ze toch best een kamer voor hem kunnen maken, met een bed, een tafel en een lampje. En zo geschiedt. Er komt een kamer. Niet op de begane grond, maar boven. Want mannen en vrouwen Gods die hebben iets met boven, met de hemel die naar de aarde omziet. Als het ergens moet gebeuren dan is het in en vanuit de hemel. Moge Gods wil geschieden, gelijk in de hemel alzo ook op aarde.

De Sunamitische verleent gastvrijheid `om niet`. Ze heeft niets van Elisa of van de Heer nodig. Tevreden lijkt ze te wonen in het midden van haar volk. En als Elisa haar door zijn knecht Gehazi vraagt wat hij voor haar gastvrijheid terug kan doen, dan weet ze niets te verzinnen. Gehazi wel. De vrouw heeft geen kind, geen zoon. Een Bijbelse manier om te zeggen dat ze geen toekomst heeft. Treurig genoeg. En als de Heer iets wil, dan is het dat wij toekomst hebben. Dus, zo gezegd, zo gedaan. Volgend jaar, rond deze tijd, omhels jij een zoon. En de Sunamitische weet nu al – op dit punt in het verhaal – dat het onzin is, dat het niet kan. Misleid uw slavin maar niet. Hou me niet voor de gek. Lieg niet tegen me, alsjeblieft.

Ik heb het er al eerder over gehad. Veel van wat in de bijbel staat kan niet. De Sunamitische heeft gelijk. De synagoge en later de kerk, ze misleiden mensen met al hun mooie beloften. Verderop in het verhaal gaat de zoon van de Sunamitische – de zoon waar ze niet eens om gevraagd heeft – dood. En dan gebeurt er nog iets dat niet kan. De zoon wordt door de man Gods, door Elisa, tot leven gewekt. Een misleidend verhaal voor wie een doodziek of overleden kind heeft. En ik zeg het de Sunamitische na: misleid mij niet. Misleid ons niet. Doden worden niet opgewekt. Door het intreden van de dood worden bepaalde functies van het lichaam onherstelbaar beschadigd en daar is niets meer aan te doen. Ongetwijfeld zijn er mensen die zullen zeggen dat de zoon – net als Lazarus en Jezus – niet echt dood was maar schijndood, en dat Elisa een soort mond op mondbeademing toepaste.

Maar dat is onzin. De verhalen van Israël vertellen dat doden worden opgewekt, zoals ze ook bijvoorbeeld vertellen dat de aarde in zes dagen geschapen is en niet in zes dagen van een paar miljard jaar of volgens een intelligent – bedoeld is goddelijk – ontwerp. Dat vertelt de bijbel. En als iemand u erop aanspreekt en zegt dat het allemaal niet kan, dan doet u er verstandig aan te zeggen dat hij of zij volkomen gelijk heeft. Het kan niet. Maar dat is wat anders dan misleiding.

Wij leven hier in de kerk – net als de synagoge – met een verhaal dat niet kan. Maar juist dat, juist de onmogelijkheid van dat verhaal, is haar kracht. Ze heeft niets anders dan wat ze vertelt. De Sunamitische wordt zwanger, baart een zoon, de zoon gaat dood en dan snelt zij – zonder haar man te vertellen wat er gebeurt is – naar Elisa, de man Gods. Haar man vraagt nog: is dat nu wel nodig, het is geen nieuwe maan en het is geen sabbat. Moet je nu ook op zo’n doordeweekse dag nog met dat geloof van je aan de slag? Ik heb net koffie gezet. U kent dat misschien wel. Maar de Sunamitische wil verhaal halen. Niet bij Elisa’s knecht – ze zegt hem gewoon dat alles goed gaat- maar bij de man Gods zelf. Hij heeft haar die zoon toegezegd, Hij heeft haar verteld en doen geloven dat de hemel naar de aarde omziet, nu moet hij ook maar rekenschap afleggen. Bij de Heer en bij mijn leven, zegt ze, Ik laat jou niet los. Precies de woorden die Elisa tot drie maal toe sprak tegen Elia vlak voordat deze ten hemel voer. Ik laat jou niet los. Ik laat boven niet los, ik laat de hemel niet los, want ergens heb ik het absurde geloof dat toch op een of andere manier kan wat menselijkerwijs niet kan. Het zal allemaal best waar zijn: dat we liever discussiëren over Zwarte Piet dan over de honderden vluchtelingen die voor Lampadusa verdrinken, dat Assad door gaat zijn eigen bevolking te vermoorden, dat er mensen in naam van Allah terreuraanslagen plegen en dat mijn zoon in mijn armen.

Ach weet je Elisa, man Gods. Ik geloof in een heleboel: reiki, accupunctuur, moderne geneeskunde, Jaap Zijlstra en zijn gebedsgenezing, homeopathie, horoscopen, de vrije markt; ik geloof zelfs in het toverstafje van jouw knecht Gehazi. Maar wat maakt het uit? Ik weet maar één ding, uiteindelijk - en ik weet het niet eens zeker, en er zijn momenten waarop ik er niets van geloof – maar dat is dat ik jou niet loslaat. Ga maar met me mee. Hij ligt boven. Misschien een beetje een gek idee, maar ik heb het idee dat hij dan dichter bij God is.

Ik weet niet wat er in dat opkamertje gebeurt. Het is heel mysterieus. Die intense aanraking, Elisa die één keer op en neerloopt. Ik snap er niets van. En ik weet dat het niet kan. Maar de jongen niest zeven keer – het getal van de volheid- en opent zijn ogen. Ik weet dat het niet kan. Maar ik wens en ik geloof- wat dat ook moge zijn - dat we de werkelijkheid waar dit verhaal van vertelt mogen beleven. Ik laat jou niet los, omdat ik weet dat jij dat ook nooit zal doen.

Hij riep tot Gehazi

en zei: roep tot die Sumitische!

Hij riep haar en zij kwam bij hem;

hij zei: til je zoon op!

Zij kwam binnen, viel neer voor zijn voeten

en boog zich ter aarde;

zij tilde haar zoon op

En ging naar buiten.

Amen.