Mattheüs 24, 37-44 en Jesaja 2, 1-6

Preek gehouden op zondag 27 novemrber, 1e advent, oecumenische viering Raad van Kerken Wormerland


Ook gelezen:

Diep in onszelf dragen wij hoop.

Als dat niet het geval is,

is er geen hoop.


Hoop is een kwaliteit van de ziel

en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.

Hoop is niet voorspellen of vooruitzien.

Het is een gerichtheid van de geest,

een gerichtheid van het hart,

verankerd voorbij de horizon.


Hoop in deze diepe en krachtige betekenis

is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat,

of bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft.


Hoop is ergens voor werken

omdat het goed is,

niet omdat het kans van slagen heeft.

Hoop is niet hetzelfde als optimisme;

evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen.


Het is de zekerheid

dat iets zinvol is

onafhankelijk van de afloop,

onafhankelijk van het resultaat.


Gemeente van Jezus Christus,


Wat is het mooi om vanmorgen als kerken van Wormerland samen te vieren, en ons te verwarmen aan Gods woord en aan elkaar, want van de kachel moesten we vanmorgen zoals aangekondigd maar niet teveel verwachten.

Vanmorgen begint het nieuwe kerkelijk jaar. Want dat jaar begint, zoals u wellicht weet, niet op 1 januari maar op de eerste van de vier adventszondagen. Zondagen getekend door de verwachting van hij die op ons toekomt.

Dat is vrij principieel. Onze dagen worden niet bepaald door de kalender, maar door degene die wij mogen verwachten. Net als in de dagen van Noach gaat het leven z’n gewone gang – we eten, we drinken, er wordt getrouwd – maar er is nog iets anders aan de hand. De Mensenzoon komt. Dat mensenkind dat op ons toekomt, als een kwetsbaar kind in een onbeduidend plaatsje in dat immense Romeinse rijk genaamd Bethlehem, en wie weet ooit, als een dief in de nacht om deze wereld thuis te brengen. Eens en voorgoed. Ik stel mij voor dat dan eindelijk zwaarden en alle wapentuig voor eens en altijd worden omgesmeed tot ploegscharen en oorlog niet meer wordt geleerd. En dat de Tora in ieders hart geschreven staat en we daaruit leven. De hongerende voorgoed gevoed, de dorst voorgoed gelest, de naakte gekleed, de gevangene bevrijd, de zieke genezen, de dode opgewekt.

Aan het begin van het nieuwe kerkjaar geven de oude voorgeschreven lezingen tweeërlei verwachting aan. De verwachting van de komst van Christus, het woord wordt mens en komt onder ons wonen, èn de verwachting van de wederkomst. Dat wat al gebeurd is en dat wat nog zál gebeuren.

Nu heb ik het met dat laatste eerlijk gezegd nogal moeilijk, en ik vermoed zomaar dat ik niet de enige ben. De bekende vraag van Gerard Reve of het nog wat wordt met dat Koninkrijk van God kan ik niet met een volmondig ja beantwoorden. Zelfs niet met een aarzelend ja. Ik hoop het, ik wil het hopen. Ik laaf mij aan de woorden van Jesaja, en probeer in de vijgenboom de aankondiging te zien van een nieuwe tijd. Maar de tekenen van hoop zijn schaars. De klimaatopwarming, de oorlog in Oekraïne, de honger, de crises. Ik weet niet waar de geschiedenis naartoe gaat, en hoe laat het is, maar goed gaat het niet.

Ik was daarom blij met de tekst die toegeschreven wordt aan de Tsjechische dissident en latere president van Tsjechoslowakije en Tsjechië, Vaclav Havel. Hoop is ergens voor werken niet omdat het kans van slagen heeft. Het is ook niet hetzelfde als optimisme of de overtuiging dat alles goed zal aflopen. Hoop heeft volgens Havel dus niets te maken met een blind geloof, of ongegrond optimisme, maar hoop is ergens voor werken omdat het goed is. Hoop is een gerichtheid verankerd voorbij de horizon. Met andere woorden, de hoop heeft haar wortels in wat ons te boven gaat, in wat ons overstijgt.

De tekenen van hoop mogen dan schaars zijn, toch is zij er, de hoop. Ze hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt, ze is geen voorspellen of vooruit zien. Maar net als bij de profeten een dieper zien, een zien op wat nog niet is maar wat zou kunnen zijn en je daarop richten.

De hoop waar Havel het over heeft beschouw ik, als gelovig mens, als van God gegeven. Omdat God zelf gelooft in wat zou kunnen zijn en nog niet is. Godgegeven hoop, niet klein te krijgen, niet te onderdrukken. Licht dat terugkomt, hoop die niet sterven wil

Mijn vijgenboom loopt nog niet uit en de laatste bladeren hangen er na de eerste vorst droevig verlept bij. De dagen korten. Journaal en krant bieden meer van hetzelfde. Maar we beginnen vandaag het nieuwe kerkelijk jaar. Iemand komt ons tegemoet, een kind, een mens opgestaan ui.t de dood, daar waar mensen elkaar liefhebben zoals hij ons heeft liefgehad. Mensen wensen elkaar vrede en durven tegen alles in te wachten, te dromen te hopen.


Tekenen van hoop,

Dat ding met veertjes

Dat neerstrijkt in de ziel:

Het zing een liedje zonder woorden

Maar stoppen doet het niet – en nooit.

Zacht klinkt het ook in harde wind.

En zelfs stormen lukt het niet

Te laten zwijgen het vogeltje

Dat aan zovelen warmte biedt

Ik hoorde het in kille landen

En op de vreemdste verre zee.

Toch eiste het, zelfs in hoogste nood,

Niet één kruimeltje van mij.

Amen

Bron:

Dat ding met veertjes. Hopen door alle kwaad heen. Niek Schuman