Deuteronomium 34, 1-9 en  Mattheüs 28,  6-20

Deze preek werd gehouden op zondag 4 juni 2023 - zondag Trinitatis - in een gemeenschappelijke viering van de Protestantse Gemeenten in de Zaansteek in de Oostzijderkerk te Zaandam


Gemeente van Jezus Christus,

 

Breek uw tent op ga op reis naar het land dat ik U wijs. Nooit is de mens die de stem van deze God gehoord heeft een gesetteld burger, iemand die gearriveerd is. Nee, zij/hij weet zich altijd onderweg. Een ontheemde die verlangt naar het nieuw Jeruzalem. Dat is geen plek op de landkaart, maar een aarde waar mensen waardig leven mogen en elk haar naam in vrede draagt.

 

Het heeft dan ook een diepe zin dat de grote Mozes het beloofde land wel ziet, maar het niet binnengaat. Hij maakt niet mee dat de belofte wordt vervuld. Israël en wij, we mochten eens denken dat we er al waren. Dat de wereld zoals ze is wel goed is en dat we wel vrede kunnen hebben met het bestaande. Nee… Mozes gaat het beloofde land niet binnen. We zijn geen gearriveerde burgers. Breek uw tent op ga op reis naar het land dat ik u wijs.

 

En, zo wordt ons ook verteld, dat tot op de dag van vandaag niemand weet waar Mozes’  graf is. Als we dat wel zouden weten dan was de kans groot dat we er toch maar een bedevaartsoord van zouden maken, een toeristische trekpleister voor gelovige toeristen, de zoveelste heilige plaats… terwijl het erom gaat dat we gaan doen wat Mozes ons leerde. Al had hij dat niet zelf maar had God het zo bedacht.  Volgens de Joodse overlevering vanaf den beginne: de Eeuwige liefhebben en de ander want die is er net zo een is als jij. Mens geschapen naar Gods beeld en gelijkenis.

 

Onze eerste schriftlezing – het slot van het boek Deuteronomium - maakt het ons beter mogelijk om de tweede lezing te verstaan.

 

Waar gaat het om, ook in de laatste woorden van het evangelie naar Mattheüs? En dan met name in dat zogenoemde zendingsbevel: ` Ga dan heen en maak alle volken tot mijn leerlingen hen dopend in de naam van de vader, de zoon en de heilige geest.`

De kerk wist er altijd wel raad mee. Ze heeft die uitspraak net als andere uitspraken van Jezus naar zich toegetrokken en er werk van gemaakt: zending, missie, evangelisatie, al dan niet gedwongen bekeringen. En het resultaat was, dat moet ik toegeven, indrukwekkend. Een wereldkerk van formaat.

 

Maar gelezen in de situatie van de Protestantse Kerk in de Zaanstreek blijkt het toch niet zo eenvoudig te liggen met die opdracht.

 

 

De afgelopen vijf jaar zijn is er in de Protestantse Gemeente Wormer een kindje gedoopt en ontving één jong volwassene de doop op belijdenis. Ik denk dat we daarmee aardig, en misschien zelfs wel een beetje boven het Zaans Protestants gemiddelde zaten. Maar het is pijnlijk, de ontkerkelijking. Van de vijf vierplekken van de PKN die er begin deze eeuw in Zaandam waren is er nog één over en twee gemeenten – Assendelft en Wormer – kunnen niet meer zelfstandig verder.

Maar hoe pijnlijk ook, die situatie dwingt ons wel om de woorden van Jezus op een andere manier te horen. En misschien zelfs wel beter.

 

Want misschien hebben we wel te snel gedacht dat wij het waren die anderen tot leerlingen van Jezus moesten maken. Dat wij iets wisten of iets hadden of iets geloofden en anderen – mensen die nog niet zo ver waren -  niet. En dat wij geroepen waren om ervoor te zorgen dat die anderen dat ook zouden weten en zouden hebben en zouden geloven. Kortom: dat wij – mensen van de kerk – anderen tot leerlingen van Jezus moesten maken en moesten dopen.

 

Maar dat lijkt me toch een misverstand, al is een bekering nooit weg en een grote vreugde voor de persoon zelf en de gemeente.

Liever stel ik mij voor dat wij hier vanmorgen gekomen zijn zonder al teveel te weten, zonder al teveel te hebben, zonder al teveel te geloven, maar dat wij hier gekomen zijn, meer als mensen met een vermoeden. Mensen die hun oren spitsen om iets te horen, die misschien al iets gehoord hebben, iets hebben gezien. Een land van belofte… mensen die uiteindelijk daarom hier gekomen zijn.

Mensen als Abram en Sara. Aangeraakt door een woord dat gaat, een weg ten leven. Ga, ga jij, naar het land dat ik je zal laten zien.

Wij mensen die net als de eerste volgelingen van Jezus mensen van de weg zijn, nog niet aangekomen… maar die zich onderweg weten naar een land waar de macht niet is aan een Herodes, een Poetin, of aan economische wetten en haar algoritmen die ons leven bepalen, maar waar alle macht aan die vreemde God die wij hebben leren kennen in een mens. Een kind in een voederbak, een vluchtelingenkind, een gekruisigde. Een naaste, evenbeeld van Gods liefde en trouw.

Aan hem is de macht. Hoe vaak hij ook zoek raakt. In ons in ons leven en samenleven en in ons langs elkaar heen en ten koste van elkaar en van de toekomst leven.

 

Vanmorgen zien wij – mensen uit het land van water en weidsheid, mensen van het Zaanse Laagland – deze mens op die berg. En die berg roept die andere bergen uit de bijbel te binnen.

 

Die berg waar God zijn woorden aan Mozes gaf. Ik ben de Ene, jouw God, een nieuwe Naam, die jou bevrijd heeft hier vandaan. Uit leven dat geen leven is. Blijf dan bij je bevrijder. Verdwaal dan niet en ga die weg, van liefde en gerechtigheid.

 

Die berg van waaraf Mozes aan het eind van zijn leven het land zag aan de overkant. Het land dat nog altijd voor ons ligt, als richting, als hoop, als visioen. Maar ook het land dat we steeds weer verspelen, met geweld in bezit nemen. Het land waar de Eeuwige woont in ons leven en samenleven, waar de naakte wordt gekleed, de hongerige gevoed, de dorstige gelaafd. Waar plaats is in de herberg en waar een vluchteling thuiskomt.

 

Die berg waar Jezus verzocht werd. Of hij niet wilde buigen voor het kwaad, dan zou hij alle macht krijgen. Maar waar hij niet boog, omdat hij geloofde in meer dan brood alleen, omdat hij niet geloofde in het recht van de sterktse. Maar omdat hij geloofde in de liefde, in de zachte krachten, in de opstanding van wie nu nog machteloos is.

 

Nu staat Jezus aan het eind van het verhaal van Mattheüs op die berg. Een hoogtepunt, letterlijk en figuurlijk. De leerlingen aanbidden hem, maar sommigen twijfelen. En dat is nu het mooie, in die twijfel treedt Jezus op hen toe en spreekt tot hen. Dat wolkendek kan zo donker niet zijn van teleurstelling, vervuiling, ontploffingen, of hij treedt erdoorheen en spreekt. Mij is gegeven alle macht… Juist op die berg, horen we dat de macht niet is aan degenen die hoog gezeten zijn, dat de macht is niet aan de wereld zoals ze is, maar dat alle macht is aan deze mens, aan liefde sterker dan de dood, aan mensen als handen en voeten van de Eeuwige, aan de nu nog rechtelozen en machtelozen.

 

Dat wij mogen leven, alleen onder die macht gesteld. En dat we leerlingen mogen worden van die van die mens naar Gods hart, van die kwetsbare liefde. En dat we daar steeds weer in gedoopt mogen worden ... Door hem die  met ons is, met onze hele lieve aarde, en altijd zijn al. Alle dagen tot aan de voltooiing der wereld. Amen.