Gemeente van Christus,
De geschiedenis herhaalt zich. Meestal is dat geen goed teken en wordt ermee bedoeld dat we van de geschiedenis niets leren. Zoals het ging, zo gaat het en zo zal het altijd gaan. Ruzie in de vroeg messiaanse gemeente tussen Grieks sprekenden en Hebreeën, mensen die elkaar over het hoofd zien, niet naar elkaar luisteren? We hebben het vandaag ook: gemor, een afgetreden Luthers synodebestuur, jongeren die de taal van ouderen niet verstaan en omgekeerd. Eigenlijk is het nooit veel beter geweest binnen die messiaanse gemeente.
Tegelijkertijd, een andere kerk is er niet. Hier wordt het woord verkondigd, dat wil zeggen, hier klinkt het en brengt het mensen samen. In die eerste messiaanse gemeente waar Lucas over schrijft had men dat ook door. We kunnen niet nalaten het Woord van God te verkondigen. Dat Woord dat wil klinken, dat moet klinken. Het zou trouwens ook een behoorlijke zelfoverschatting zijn om te denken dat die verkondiging van ons afhangt. Die gedachte kom je nog weleens tegen. Het gaat niet zo goed met de kerk, een heleboel mensen haken af, dat gaat echt heel hard, dus moeten we als kerk wel een beetje marktgerichter gaan denken en mag de vorm best een beetje ten koste van de inhoud gaan. Soms klinkt het alsof dat Woord van ons afhangt. Ik weet niet hoe u dat zie maar ik heb zelf niet zoveel op met de gedachte het Woord van God afhankelijk zou zijn van ons. Als je lang genoeg meeloopt in de kerk krijg je dat… ik althans.
In de gemeente waar Lucas over schrijft kiest men zeven mannen, in die tijd waren dat altijd mannen, van wie men een goed getuigenis heeft, vol van de heilige geest en van wijsheid. En niet door hun kwaliteiten maar door het Woord zelf gebeuren er grote tekenen en wonderen. Ook hier herhaalt de geschiedenis zich. Dat boek handelingen is het tweede boek van de evangelist Lucas. Het is Lucas ten tweede male. Hier herhaalt de geschiedenis zich in positieve zin. De werkelijkheid van Jezus zoals beschreven in het evangelie is dezelfde werkelijkheid als die Lucas in het boek handelingen beschrijft. Zieken worden genezen, er gebeuren wonderen, apostelen worden uit de gevangenis bevrijd, hier en daar staat een dode op. Met andere woorden: dat getuigenis over Jezus dat is niet van gisteren, dat is geen verleden tijd, maar dat gebeurt steeds opnieuw, hier, vandaag.
En net als in het Evangelie is er verzet. Alsof het hele circus dat leidde tot de arrestatie, veroordeling en executie van Jezus weer in actie komt. Ditmaal niet om Jezus uit de weg te ruimen, maar zijn getuige Stefanus. Het schijnt dat hij lasterlijke dingen gezegd heeft tegen Mozes en God, tegen de tempel en de wet. Maar als ze naar hem kijken zien ze zijn gezicht als dat van een engel. Een boodschapper Gods.
Wat volgt, maar wat we niet gelezen hebben, is een lange rede van Stefanus. Hij vertelt het verhaal van Israël. Hij vertelt het als een profetisch verhaal. Wat God aan zijn volk doet en hoe dat volk zich ook telkens weer verzet. Het gouden kalf, het verzet tegen de profeten. In dat bijzondere verhaal van Israël gaat het over de weerstand die deze God altijd en overal oproept. Het lijkt onmogelijk dat deze God geschiedenis maakt. Dat is niet een verhaal van toen en toen. Nee, de geschiedenis heeft zich herhaald en herhaalt zich.
En altijd ging en gaat het weer om de vraag waar God woont, of mensen deze God God laten zijn of God toch liever opsluiten in een vroom geloof, een tempel, een kerk, een dogmatiek, een wereldbeschouwing, in dodelijk eigen gelijk. In dat alles woont God niet. In zijn rede zegt Stefanus
Toch woont de Allerhoogste niet in een huis dat door mensenhanden is gemaakt, zoals de profeet zegt: “De hemel is mijn troon, de aarde mijn voetenbank. Hoe zouden jullie dan een huis voor mij kunnen bouwen – zegt de Heer –, een plaats waar ik kan rusten?
Een retorische vraag, een vraag waarvan het antwoord bekend is. God maakt zichzelf wel een plaats om te wonen, om God te zijn. In zijn dood door steniging getuigt Stefanus van die vreemde God, zoals ook Jezus dat met zijn dood gedaan heeft. Er is voor deze God uiteindelijk geen plaats.
Alles komt in verzet. Is daar wat anders mee gezegd dan wat Jezus zegt in het Evangelie: de rank kan geen vrucht dragen uit zichzelf? Dat is wel heel negatief gezegd. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis zijn we toch tot heel veel in staat. Het is toch niet zo dat we geneigd zijn tot alle kwaad en niet tot enig goed? In heel het verhaal van Israël is er buiten dat verzet toch ook steeds weer het verhaal van omkeer, van terugkeer naar de Tora, van verwachting. De hele bijbel staat toch vol met verhalen die vertellen over die werkelijkheid van God die zich niet laat wegdringen, door geen dood, door geen ballingschap, door geen enkel verzet. Het gaat er toch bladzijde aan bladzijde over dat het licht schijn in de duisternis maar dat de duisternis het niet in haar macht gekregen heeft.
Maar de vruchten vallen zo vaak tegen of ontbreken. Christus, Stefanus, de zachte krachten, de wereldverbeteraars … waar is hun overwinning? En toch zien we die vanmorgen. Misschien alleen hier, en dan alleen omdat het hier klinkt. De evangelist Johannes zegt het in één van zijn zeven `Ik- ben woorden` - zeven het getal van de volkomenheid – Ik ben de wijnstok. Johannes ziet beloofd land. Het land waarvan de wijnstok het beeld was - de verspieders kwamen ooit terug met ranken te zwaar om te dragen. Johannes ziet beloof land in die Ene mens die van zichzelf de wijnstok te zijn. De mens in wie deze aarde vrucht draagt, in wie liefde groeit en blijft. De mens die waar geen wijn is, water in wijn verandert, en die het beste voor het laatst bewaard. Deze wijnstok die gelijk Stefanus en zovelen na hem geslachtofferd is, maar van wie Johannes nochtans gelooft dat hij vrucht draagt, iedere dag weer. Het goede, de liefde, is door hem en in hem. Gedragen door de onvruchtbaarheid, gedragen door de dood, gedragen door het geweld. In hem mogen wij leven, deze wereld. En vrucht dragen. Amen