4 juni. Pinksteren, Protestantse Gemeente Assendelft
Gemeente van Jezus Christus,
Wanneer bij ons thuis een apparaat kapot ging, dan heette het dat het de geest gegeven had. Dan zat er geen leven meer in. Soms kon mijn vader het – als hij de geest had – weer aan de praat krijgen. Zonder geest zijn dingen en mensen levenloos, zonder geest krijg je niets aan de praat. Maar als mijn vader de geest had en bijvoorbeeld de kapotte radio weer aan de praat had gekregen, dan was er weer leven. Dan klonken Sergeant Pepper van de Beatles of de diefachtige ekster van Giuseppe Rosinni weer luid door de kamer.
Daar gaat het dus over met Pinksteren. Dat er weer leven in komt, dat God mensen weer aan de praat krijgt. Dat is wat in Jeruzalem gebeurt.
De eerste lezing die wij hoorden komt terug in het nieuwe testament. Als we in Handelingen 2 – het Pinksterverhaal – even door hadden gelezen dan hadden we Petrus horen zeggen: `deze mensen die van die wonderlijke taal uitslaan, die zijn niet dronken – daarvoor is het nog veel te vroeg op de dag – maar dit is wat gesproken is door de profeet Joël: het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen. Petrus citeert daar dus de profeet Joël. Nu is het niet zo dat Joël vierhonderd jaar voor Christus voorspeld heeft wat daar in Jeruzalem zou gebeuren. Maar toen Lucas het boek Handelingen schreef en wilde vertellen wat daar aan de hand was, toen moest hij denken aan de woorden van Joël. Hij zag er een lijn in, de lijn van Gods verhaal met mensen. Dezelfde geest, dezelfde visioenen.
Van die profeet Joël is niet zoveel bekend. Waarschijnlijk is het boek geschreven in een tijd van enige rust. De joodse ballingen waren uit Babylon teruggekeerd, de nieuw gootmacht – het Perzisch rijk – was nog niet opgekomen. Een tijd waarin er niet zoveel aan de hand lijkt. Van de persoon Joël kennen we weinig meer dan zijn naam. Die betekent zoveel als de Heer, of de Énige, die is God. Mensen hebben de neiging om van alles en nog wat te vergoddelijken, maar de bijbel is wat dat betreft duidelijk: alleen die Éne die is het waard om god genoemd te worden. Als Israël het heeft over God dan bedoelt ze die Éne die zijn volk bevrijd heeft uit angst en dood en die gezegd heeft dat hij er zal zijn, dat hij ons niet opgeeft.
In die voor de geschiedenisboeken wat oninteressante tijd zegt Joël, en Petrus citeert die woorden: `het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen.` En met vlees is niet bedoeld – zoals de NBV vertaalt `al wat leeft` - maar het gewone sterfelijke bestaan, het leven zoals nu eenmaal is, zoals het nu eenmaal gaat. Het is het leven zoals we dat kennen. We schrikken er misschien niet eens meer van op: een aanslag in Kaboel of in Manchester, een president die een klimaatverdrag opzegt, de ene mens die de andere mens naar het leven staat, de naamloze massa consumenten die de economie draaiende moet houden, de hongerlijders soms in het middelpunt van de belangstelling totdat er iets gebeurt dat blijkbaar nog belangrijkers is, de wachttijden bij de geestelijke gezondheidszorg, de druk om de eerste te zijn, de mooiste, de meest succesvolle, de jonge vrouw die kanker blijkt te hebben, de man die verdwaalt in zichzelf, in zijn relaties, in tijd en ruimte. Het leven zoals dat is met deze donkere kanten, maar ook met de dagen die mooi zijn en goed. Dit leven dat nergens naartoe gaat en is wat het is, dat we leven met haar ups en downs. Ach, de meesten van ons hebben niet teveel reden tot klagen. Als de pensioenen niet verder dalen, als je nog maar een redelijke tijd van leven hebt in gezondheid, als het maar goed gaat met je kinderen en kleinkinderen.
Nu is Pinksteren een feest dat een beetje onrustig maakt. Met Pasen zou je misschien nog kunnen denken `dat is fijn, halleluja, de dood heeft niet het laatste woord`, maar Pinksteren daar lijk je wat mee te moeten. Het is ons niet gegund om te blijven bij de dingen zoals ze nu eenmaal zijn, maar we gaan visioenen zien en dromen dromen. De Geest wordt uitgestort over alle vlees, over de hele werkelijkheid. En het aardige is – dat is het sociale van de Geest – niemand wordt uitgezonderd. Niemand hoeft op te pleuren of in vreemdelingendetentie te blijven. Slaven en slavinnen, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, zonen en dochter, iedereen deelt in die geest. De hele schepping. En niets blijft zoals het was. In beelden uit het zogenoemde oude testament – beelden uit het boek Exodus, het boek dat vertelt over de bevrijding – vertelt Joël over bloed en vuur en rookkolommen. Over de zon die wordt verduisterd en de maan die verandert in bloed. Wat Joël lijkt te zeggen is dit: het hele bestel, de hele wanorde gaat op de schop.
Dat is de onrust van Pinksteren, de onrust van de Geest. Dat de dingen niet kunnen blijven zoals ze nu eenmaal zijn. Dat zit al een beetje in het begin van de bijbel. De aarde nu was woest en ledig…dat staat er. En zonder al teveel moeite herken ik dat ook wel. Die woeste ledigheid van geweld en onrecht, van IS en Trump en Assad. Van de klimaatsverandering en de wereldeconomie. Van mensen die geen mensen meer zijn maar consumenten en productiefactor. Maar Gods Geest zweeft boven de wateren als een arend om de mens op te vangen als zij valt. En ze stort zich uit over de hele schepping, over alles wat leeft, over het hele leven zoals dat is. Want we moeten dromen dromen en visioenen zien.`Wees niet bang meer, dieren van het veld, want een kleed van groen bedekt de woestijn,de bomen dragen volop vrucht, vijgenboom en wijnstok geven hun rijkdom`, zegt Joël. De vijgenboom, de wijnstok, het zijn in de bijbel tekenen van Gods toekomst.
Eind november vertelde ik u dat mijn geliefde voor haar verjaardag een vijgenboom had gekregen en dat ik niet wilde geloven dat die buiten de winter zou overleven. Dat ik het niet vertrouwde en dat ik er eigenlijk van uitging dat de wortels wel kapot zouden vriezen en dat het dan met die boom gedaan zou zijn. Maar ik kan u vanmorgen met blijdschap meedelen dat ze het gered heeft. Ze draagt nog weliswaar geen vrucht, maar is al wel gegroeid en heeft grote bladeren.
Dat we dromen mogen dromen en visioenen mogen zien, dat een heilige onrust onder ons komt, een heilig verlangen naar Gods toekomst. En dat we daaruit mogen leven. Er is iets nieuws begonnen, onomkeerbaar. Weet dat geen leven ooit, in weer en wint bezwijkt. Omdat de Schepper Geest zal voltooien wat zij in ons midden begonnen is. Amen.