Mattheus 26, 17-35, Zondag 6 april 2014, Protestantse Gemeente Assendelft, 5e zondag in de Veertigdagen
Gemeente van Jezus Christus,
Het is Pesach. Feest van de uittocht uit Egypte. Jezus ligt aan met de twaalf leerlingen. En als ze eten zegt Jezus: Voorwaar ik zeg u, één van jullie zal mij verraden. Je kunt ook vertalen: één van jullie zal mij overleveren. Want zo dubbel is dat. Je kunt de Naam van Jezus overleveren van generatie op generatie, en dat is heel mooi. Maar Jezus wordt ook overgeleverd om te worden gedood en dat is helemaal niet mooi, dat is afschuwelijk. En zo is ook die figuur van Judas heel erg dubbel. Hij zal Jezus verraden, maar tegelijkertijd wordt het juist zo mogelijk te horen wat het is: die liefde waarin God zichzelf prijsgeeft, die liefde tot in de dood.
Maar evengoed is de sfeer goed bedorven als Jezus tijdens die maaltijd zegt: voorwaar ik zeg u, één van jullie zal mij verraden. We zitten hier nu wel mooi samen de bevrijding uit Egypte te vieren, maar het slaat nergens op. Alsof bij ons tijdens het kerstdiner een van de familieleden opstaat en met een pijnlijk familiegeheim voor de dag komt. Ik moet jullie vertellen dat die broer die zo geliefd is ook nog een andere kant heeft. En ik kan dat wel voor me houden, maar het is beter dat jullie de waarheid kennen. Het wordt er niet gezelliger door, maar wel beter. Één van jullie zal mij verraden. En nu zou je verwachten dat die leerlingen om zich heen gaan kijken en zich de vraag stellen: wie zou het wezen? Wie is die ellendeling die de boel verraad? Maar dat is niet wat er gebeurt. In plaats van te kijken naar de ander stellen ze zich bedroefd de vraag: Ik ben het toch niet heer? Daarmee zeggen die leerlingen, de een na de ander, misschien ben ik het wel. Ik ben Jezus dan wel gevolgd en heb alles achter mij gelaten. Maar als het erop aankomt weet ik het nog zo net niet.
Ik ben dan wel een gelovig mens en ga regelmatig naar de kerk, ik bid drie keer per dag en doe mijn best om zo goed mogelijk te leven, ik betaal een aardig bedrag aan kerkbalans en doe boodschappen voor mijn gehandicapte buurman. Maar uiteindelijk sta ik niet voor mijzelf in en red ik het niet. Ik ben het toch niet heer? Want ik weet dat ik het had kunnen zijn. Dat is een gelovig weten van die leerlingen. Dat ze – om het klassiek te zeggen – zichzelf niet kunnen rechtvaardigen. Wat je leven zin geeft, je kunt het zomaar uit handen laten vallen, door onoplettendheid, door egoïsme, door druk van de groep, door hoe je in elkaar zit. Dan doop je je brood in dezelfde schaal als degene van wie je het meest houdt maar tegelijkertijd verraad je ‘m. En ’t is misschien wat vergezocht, maar van de week stond weer in de kranten hoe het er voorstaat met moeder aarde en het klimaat. En toen bedacht ik: ja, zo doe ik dat soms ook. Dan rijd ik in mijn CO2 uitstotende autootje naar een natuurgebied, en daar geniet ik dan van de natuur die ik tegelijkertijd verraad. Ik ben het toch niet Heer?
Wie de hand met Mij in de schotel indoopt, die zal mij verraden…wee die mens door wie de Mensenzoon verraden wordt! Het zou goed voor die mens zijn als hij niet was geboren. Dat zal maar over je gezegd worden. Of je zal het maar over jezelf zeggen en daar je conclusies aan verbinden. Zoals Judas die Jezus overleverde. Maar het had net zo goed een ander kunnen wezen…
Nu zitten Jezus en de leerlingen nog steeds aan tafel en vieren de maaltijd. De sfeer mag dan behoorlijk verknald zijn, maar die uittocht wordt wel gevierd. Misschien juist nu, juist nu het erop aankomt. Drinkt allen daaruit, ja ook jij Judas. Beroep je nu niet op je menselijk tekort, op je plannen om mij over te leveren. Beroep je nu niet op al die dingen die je beter niet had kunnen doen en op al die dingen die je hebt gedaan maar beter had kunnen laten. Maar ga hier nu ook niet zitten met al die dingen waar je je op kunt voorstaan: je christelijkheid, je bescheidenheid, je opleiding, je goede werken… dit is het bloed dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. Je kunt ook vertalen: dat voor allen vergoten wordt. Het ware misschien beter als je niet geboren was, maar ik til je daar bovenuit. Jij met je onmogelijkheden, mensen die elkaar soms verraden, bitter teleurstellen… jij die zegt dat je Jezus niet zult verloochenen, maar het toch doet. Niet één keer, maar drie keer, wat zoiets betekent als: volledig, helemaal.
Het is de tijd van het kerkelijk jaar – nog meer dan anders – om bij die kant van jezelf stil te staan. Ik ben het toch niet Heer? Jezus wordt overgeleverd en verloochend. En tegelijkertijd wordt overgeleverd een oud verhaal. Van liefde die vergeeft, die dood en schuld overwint. Van Jezus die zegt: je wordt boven jezelf uitgetild tot een nieuwe opdracht, tot nieuwe mogelijkheden, tot nieuwe liefde, tot het Koninkrijk van God. Daar mogen we uit leven. God zij dank. Amen.