Mattheüs 4, 1-11

Zondag 9 maart 2014, eerste in de veertigdagentijd, bevestiging ambtsdragers, Protestantse gemeente Assendelft

Gebed van de zondag

Trouwe God, wij zijn wel te verleiden of met een natte vinger te lijmen. En zoals Jezus dat kon, uw weg gaan, consequent, alle dagen van je leven, nee, dat kunnen we niet. En misschien willen we het ook wel niet. Maar wat is het goed te weten dat u in Jezus die weg wel ging. En dat die weg van liefde niet doodloopt, maar alles, ook de dood overwint. Dat we daaruit mogen leven, in Jezus’ naam. Amen.

Preek

Gemeente van Jezus Christus,

Al vanaf de vroege christenheid trekken mensen zich terug in de woestijn. Woestijnvaders, monniken. Ze trokken zich terug uit het leven van alledag om te leren leven met God. Net als Israël waarvan verteld wordt dat het veertig jaar door de woestijn trok. Net als Jezus die er na zijn doop door Johannes veertig dagen verbleef.

En wij gaan veertig dagen – de zondagen niet meegerekend – op weg naar Pasen. In de vroege kerk was die veertigdagentijd de tijd waarin de catechisanten zich voorbereidden op hun doop in de Paasnacht en op hun leven vanuit die doop. Hoe ziet dat eruit: leven met Christus, leven met de opgestane Heer? Hoe doe je dat: mens zijn op aarde?

Eerlijk gezegd weet ik het antwoord ook niet. Als het verhaal van Israël ons iets leert dan is het dat dat leven met God een leven is van vallen en opstaan, van berouw en opnieuw beginnen, van schuld en vergeving. En het is ook het verhaal van Gods licht dat aanblijft, van hoop die niet sterven wil. Zo leven wij ook als kerk met verhalen. En in die verhalen krijgt ons leven richting.

Vanmorgen begint die veertigdagentijd voor ons met het verhaal over de verzoeking in de woestijn. Na zijn doop door Johannes wordt Jezus de woestijn ingedreven. Hij vast er veertig dagen en hij wordt verzocht door niemand minder dan de duivel, de diabolos, degene die alles door elkaar gooit. Hij zegt dat je de Krim best in mag pikken en dat homoseksuelen best hun leven lang opgesloten mogen worden. Hij zorgt ervoor dat je de ander niet meer verstaat en houdt je af van het goede. Hij drijft een wig tussen jou en de ander, tussen jou en god, tussen jou en jouw bestemming. En het rottige is dat hij zich soms vermomt als een slang of als een redelijk woord. Waarom verander je de stenen niet in brood? Eigenlijk vind ik het wel een goed idee. Het wereldvoedselprobleem opgelost. Zomaar, in één klap.

Ook Jezus wordt verzocht. En waar wij vaak geen verweer hebben, daar heeft hij het wel. Die duivel die kan hem voorhouden wat hij wil, maar Jezus gaat zijn eigen goddelijke gang. En ik vind dat heel hoopvol. Deze ene mens die God trouw is. Consequent. Als het moet – en blijkbaar kan het niet anders – tot in de dood. Ik was allang afgehaakt, hij niet. Dat is het verschil tussen God en mens, tussen Jezus en ons.

De grote vraag waarop je vaak geen antwoord hebt is waar het naartoe moet: met de wereld, met het milieu, met jezelf, met de kerk, met Syrië, met Centraal Afrika, met dat mislukte huwelijk en dat ontspoorde kind. En met het stomme onbegrip, en met de taal die verwoesting zaait. Misschien hebben we niets anders dan die mens in de woestijn. Die mens naar Gods beeld en gelijkenis die zoveel van ons houdt dat hij er alles voor over heeft. En hoe het precies werkt dat kun je niet in mensenwoorden vatten, maar als we leven en als we toekomst hebben, dan is het door hem. Door zijn menslievendheid.

En wij met elkaar, we noemen ons zijn kerk, zijn gemeente. Dat is een hele menselijke onderneming. We zien naar elkaar om en soms stellen we elkaar hevig teleur, we geloven soms een heleboel en soms nagenoeg niets, we zingen soms zuiver en soms vals, we kunnen niet zonder elkaar en soms ook nauwelijks met elkaar. Niets menselijks is die kerk vreemd. Maar het bijzondere is dat we bij elkaar horen omdat we allemaal op een of andere manier aangesproken zijn door die Éne die we zoon van God noemen, de mens die we wel zouden willen zijn.

We mogen leven uit de weg die hij gegaan is en uit de weg die hij met ons gaat. Door hem zijn we in liefde gekend, en mogen we zijn wie we zijn.

Met die veertig dagen in de woestijn bereidt Jezus zich voor op zijn weg. En kijkend naar hem staan we stil bij de weg die wij zelf gaan: als mens, als kerk. Dat we ons steeds weer mogen richten op hem en elkaar bij hem mogen bewaren. Dat onze weg niet doodloopt. En dat onze kleine gemeenschap soms een teken mag zijn, een klein getuigenis, van de weg van Jezus. Van zijn consequente en eindeloze menslievendheid. Veertig dagen, een leven lang. Amen