Zondag 19 februari 2017, Broek in Waterland
Gemeente van Jezus Christus,
Het is een vreemde en zorgwekkende tijd. Het presidentschap van Donald Trump, de opmars van de PVV, de voortdurende oorlog in Syrië, de onvrede en ontevredenheid in de samenleving, de radicale islam, de gebrekkige ouderenzorg... een willekeurige opsomming van ontwikkelingen waar je weinig invloed op lijkt te hebben maar en die zorgen baren, mij althans. En we weten niet waar het naartoe gaat. Dat hebben we nooit geweten, maar wisten we het wel een beetje meer dan vandaag. Althans, dat dachten we.
Ik heb het wel vaker – ook hier - genoemd: het geloof dat wij de wereld zouden maken tot dat iets dat in de buurt kwam van Gods Koninkrijk. En dat ik dat geloof ben kwijtgeraakt. Het geloof dat wij de handen en de voeten van God zijn.
Maar ik kom er weer een beetje bij terug. Dat komt door een boek dat ik aan het lezen ben van de Britse Rabbijn Jonathan Sachs. Het heet `een gebroken wereld heel maken`. En het gaat over verantwoordelijkheid. Over onze verantwoordelijkheid voor elkaar en voor de aarde. Het boek is doordesemd van de Joodse gedachte dat mensen geroepen zijn om medewerker van God te zijn. En ik merk hoe goed het mij doet om weer aangesproken te worden in mijn verantwoordelijkheid. Een geweldige uitleg vond ik deze. Mozes daalt twee keer met de stenen tafelen van de berg. De eerste keer straalt zijn aangezicht niet. Beneden gekomen ziet hij het volk dansen om het gouden kalf en smijt hij de tafelen kapot. De tweede keer als hij met de tafelen de berg afdaalt straalt zijn aangezicht. Waarom straalde zijn aangezicht de eerste keer niet en de tweede keer wel? Het antwoord luidt: de tweede keer had hij de tafelen zelf moeten schrijven. Hij was door God geroepen om mee te werken. Dat doet een mens goed. Je doet er alles toe.
Met mijn lichte neiging tot cynisme doet zo’n rabbijnse uitleg mij goed. Ik wordt er vrolijk van. Ik word aangesproken om mee te doen. En ik bedacht – want is was de afgelopen week ook deze preek aan het voorbereiden – dat ik dat maar moest doorgeven: dat God ons verantwoordelijk maakt. Dat volk in de woestijn was er ook nog lang niet, dat beloofde land lag nog eindeloos ver weg. Jozua was de enige die er aankwam. Maar dat deed niets af aan de verantwoordelijkheid. Ook al ben je in de woestijn…
Ook Jezus spreekt zijn gehoor aan als mensen die verantwoordelijk zijn. Als een tweede Mozes spreekt hij in het verhaal van Mattheüs zijn woorden vanaf een berg. Het is de bedoeling dat de hoorder denkt aan Sinaï, aan de gave van de Tora. En bergen die staan in de Bijbel voor hoogtepunten. En in dit hooggebergte spreekt Jezus woorden om het in het laagland, om het in het gewone leven, mee vol te houden.
Tussendoor: de uitleggeschiedenis van de Bergrede laat zien dat de kerk de woorden van Jezus nogal eens te hoog gegrepen vond. Sommigen zeiden dat het woorden waren voor kleine afgezonderde groepjes mensen die hun leven aan God wijdden. Alleen zij konden naar deze woorden van Jezus leven. Anderen zeiden dat de woorden sloegen op het Koninkrijk van God. Toekomstmuziek dus. Daarbij werd niet bedacht dat het in het Koninkrijk van God waarschijnlijk toch wel gedaan is met die vreemde neiging om elkaar af en toe op de wang te slaan of erger dan dat..
De theoloog Dietrich Bonhoeffer schijnt ergens gezegd te hebben – ik heb niet nagekeken of dat klopt en waar hij dat gezegd heeft (maar het voorbeeld is mooi) - dat mensen de Bergrede lezen zoals een jongen die van zijn moeder hoort dat hij naar bed moet. Hij denkt: ‘mijn moeder zegt dat ik moet gaan slapen. Ze bedoelt vast dat ik moet gaan uitrusten. Ik rust ook uit als ik ga spelen. Dus ik ga spelen. Dat vindt moeder ongetwijfeld ook goed.’ Hij denkt dus dat hij naar zijn moeder luistert, maar intussen doet hij precies het tegenovergestelde van wat zij vraagt. Hij redeneert zich dus onder de gehoorzaamheid uit.
Maar hoe de kerk de radicale woorden van Jezus ook vaak naar haar hand heeft gezet, er is niets in de tekst dat er op wijst dat de woorden niet gewoon bedoelen wat ze zeggen. Misschien is het wel zo dat die woorden gewoon zo klinken omdat ze gedaan willen worden.
Wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe. Dat betekent dat meestal dat je geslagen wordt met de buitenkant van de hand, omdat de meeste mensen rechts zijn. Uitermate vernederend. De natuurlijke reactie is denk ik om terug te slaan of heel hard weg te rennen. Maar als je de andere wang toekeert en daarmee zegt `sla maar`, dan zou het kunnen dat die ander gaat nadenken. Hé, da’s gek. Ik verwachtte een klap terug en nu… Het werkt niet altijd, maar de gedachte is: doe het anders dan je onderbuik je ingeeft te doen. Die onderbuik die wil zevenvoudige wraak. Oog om oog, tand om tand was al een hele verbetering. Maar het kan nog beter… probeer het maar.
Heb je vijanden lief. Dat heeft niets te maken met de liefde zoals die tussen twee partners kan bestaan, het heeft niets te maken met erotiek. Het is veel meer een praktische liefde die ten dienste staat van de menselijkheid. Ontmenselijk je de vijand, je tegenstander, of zie je in hem of haar de mens als beelddrager van God? Ook als alles in je zich daartegen verzet.
Het gaat hier om liefde die het samenleven van mensen niet onmogelijk maakt, maar ruimte geeft. Handelen dat niet verder kapot maakt, maar dat heelt. En eigenlijk gaat dat hele stuk Bergrede daarover. Over heel maken, over heel zijn. Ook die oproep om volmaakt te zijn betekent niet volmaakt in onze betekenis van het woord, maar dat betekent: wees uit één stuk. Laat je ja een ja zijn en je nee een nee. Dat bindt Jezus op het hart.
Dat klinkt allemaal heel mooi. Maar ik merk toch – terwijl ik dit schrijf en nu uitspreek – dat de woorden van Jezus mij te hoog gegrepen zijn. Helaas ‘k ben niet als Jezus, dat ziet een elk die een beetje zijn ogen open heeft aan mij. Je bent niet uit één stuk. Je kunt je vijanden ik weet niet wat aandoen.
Maar ik merk ook hoe goed het is om aangesproken te worden op je beste mogelijkheid, op wie je als mens zou kunnen en moeten zijn. Hoe goed het is Gods tegenstem te horen. Die stem die ingaat tegen mijzelf, die ingaat tegen deze wereld die zo hopeloos op drift is. De hele vooronderstelling van die Bergrede is volgens mij dat Jezus ook wel weet dat zijn woorden te hoog gegrepen zijn…en ik denk ineens weer aan dat kind dat van zijn vader of moeder moest gaan slapen. Papa, mama, ik kan niet slapen…Probeer het maar. Doe het licht maar uit. Of in dit geval: probeer het maar, doe het licht aan. Ik hou van je. Amen.