Opener dan ooit. Nieuwe kansen voor kerken van Tim Vreugdenhil.

Een bespreking

Opener dan ooit. Nieuwe kansen voor kerken.

een bespreking

Bart Vijfvinkel


In het boek `Opener dan ooit. Nieuwe kansen voor kerken` legt Tim Vreugdenhil uit waarom hij `kerk` juist voor onze tijd als een `kansrijk concept` beschouwt. De kerk als `concept` naast andere `concepten`? Ook het schreeuwerige omslag van het boek, een billboard met daarop de titel wekte al mijn vermoeden: hier zou schrift en kerk weleens vermarkt kunnen gaan worden.

In de inleiding lezen we dat het boek in de eerste plaats geschreven is voor mensen met hart voor de plaatselijke gemeente. `Meestal zitten zij niet (meer) in de leiding van hun kerk. De verstandigen onder hen begonnen er niet eens aan. Omdat ze allang zien dat die structuur niet meer werkt. Ze weten dat ze ook op hun eigen plek, dus zonder formele aanstelling, een leider kunnen zijn.` (p. 7) De toon van het boek is meteen gezet. In hoofdstuk 1 (Hoe omarm je de crisis?) lezen we wat er aan de kerken zoal niet deugt: inhoud, ritmes en tijdstippen spreken velen niet meer aan, ze hebben het te vaak over de verkeerde, niet essentiële, thema’s` en ze hanteren op veel plaatsen een verouderd model van `community` (p. 22-23). Onduidelijk blijft welke criteria Vreugdenhil hanteert om te bepalen wat dan wel goede, essentiële, thema’s zijn. [1]

Een auteur die meteen zo hoog van de toren blaast, weet wat er allemaal niet deugt en waarom, wekt hoge verwachtingen. Vreugdenhil omarmt de crisis, hanteert – verwijzend naar Israëls profeten – de dystopie en ziet kansen. Na een vijfjarig sabbatical (stil zijn, nieuwe contacten leggen, allianties sluiten, lezen, trendwatchen, werken aan lef en discipline) bouwt hij vanaf zomer 2021 een kerk, midden in Amsterdam. Van zijn `goed gevulde gereedschapskist` wil hij in `Opener dan ooit` uitdelen. (p. 24).

Spiritualiteit

De kerk staat of valt volgens Vreugdenhil met spiritualiteit. Hij ontwikkelt in hoofdstuk 2 (Crisis in de curlingmaatschappij. Over veerkracht) een `spiritualiteit van de veerkracht`.

De situatie: onze maatschappij is in crisis maar het ontbreekt ons aan veerkracht. We leven in een `curlingmaatschappij` (een term ontleend aan juf Ank uit tv-serie de luizenmoeder), een samenleving waarin we gewend zijn dat alle obstakels uit de weg geruimd worden. Echter: `het leven is simpelweg geen geëffend pad, voor niemand. We zijn kwetsbare mensen` (p. 29).

Bij deze ervaring sluit Vreugdenhil aan. Onderdeel van het Bijbelse verhaal is namelijk dat er veel gevallen wordt. Maar: `er is een Heer[2] die ook de Facilitator van de veerkracht is… de Heer richt op` (p. 39). `Zodra je overal waar in het Nieuwe Testament `opstanding` staat ook `veerkracht` leest, dan spreken de bijbelse termen direct tot het hart – ook het hart van onze tijd.` (p. 40).

Dat vraag ik mij af. Bovendien wordt er in de Schrift met `Opstanding` wel iets anders bedoeld dan `veerkracht` (ik moet er niet aan denken op Paasmorgen Jezus’ opstanding en veerkracht te vieren). En of hele bevolkingsgroepen na 10 jaar Rutte nog steeds geen veerkracht hebben is ook de vraag. Maar over Opstanding uit ellende en dood lijkt het bij Vreugdenhil en in de `spiritualiteit van de veerkracht` niet te gaan.

Innovatie

In hoofdstuk 3 (God is jong. Over innovatie) wordt de titel `Opener dan ooit` verklaard. De door Karl Barth verkondigde vrijheid Gods sluit volgens Vreugdenhil niet uit dat God door reclame heen werkt. In een door corona onzekere periode sprak God tot hem door een billboard met de tekst `Open like never before` met daaronder het logo van Coca Cola. Er gebeurde wat met hem: `Ik voel me gezien, begrepen, zelfs opgetild……Vanaf dat moment gaan deze vier woorden als een mantra met me mee. Brood – of eigenlijk drank – voor onderweg.` (p. 44) Het verlangen is gewekt. Vreugdenhil leest `Open like never before` als de samenvatting van wie Jezus is en verlangt naar een kerk die na de coronacrisis `opener dan ooit zal` zijn, een kerk zonder grenzen. [3]

Vreugdenhil is uit op vernieuwing en innovatie. Hij zegt paus Franciscus na: God is jong. Sterker `God is innovator pur sang` (p. 54). De auteur gaat hier helemaal los in het gebruik van managementtaal: `God is community`, `je zou ook kunnen zeggen: van eeuwigheid tot eeuwigheid is er een innovatieteam van Vader, Zoon en Geest. Zij dagen elkaar uit, jutten elkaar op…’ , `Ze hebben een vernieuwingsagenda.`, `ze vieren samen elke nieuwe doorbraak.` , `In elke ruimte waar een kerkelijke vergadering plaatsvindt hangen twee bordjes `Op de eerste staat: `in de kerk wordt niet besloten maar geïnnoveerd.` En op de tweede: `het is beter om te dansen dan om te vergaderen.`` (p. 55), `een christen is iemand die zich dagelijks laat aanspreken door de grootse change story die er bestaat en die daar zijn of haar persoonlijke change story aan durft te verbinden` (p. 56).

Hier heb ik als lezer het gevoel het eerste het beste managementboek te lezen. God als manager en als innovatieteam met een vernieuwingsagenda … hoe kom je erop en wat is ermee gediend?[4] Communicatie technisch lijkt het mij niet handig (zo geliefd is managementtaal niet), theologisch lijkt het mij kwalijk omdat `God` (welke?) hier – opgesloten wordt in de gesloten taal van de (kapitalistische) markt. Maar goed, waaruit bestaan die `vernieuwingsagenda’s` van God en de kerk?

Inspiratie

De weg naar kerkvernieuwing start in de visie van Vreugdenhil met spiritualiteit en innovatie en voert naar de `stations van communicatie en community` (p. 59). Hoofdstuk 4 (Rijk aan ziel en geest. Over inspiratie), het langste hoofdstuk, behandelt de tussenliggende schakel: de inhoud. Deze inhoud wordt niet bepaald door het vreemde spreken van een vreemde God, maar door een collectief probleem: zielsarmoede. [5] Vreugdenhil zegt direct: `kansen voor de kerk`. Zij is immers `betrouwbare leverancier van gekwalificeerde zingeving`, dat is `haar roeping` en `daarvoor is zij op aarde`. Er is behoefte aan `soul food` maar die `kan niet bestaan uit het herhalen van de oude woorden zonde, genade, vergeving et cetera` want `zo spreken zou een ouderwets, exclusief en vooral ongezellig verjaardagsfeestje opleveren.` (p. 61) Zouden die oude woorden ons vandaag echt niets meer te zeggen hebben? Sinds wanneer is het burgerlijke `gezellig` een criterium voor de kerkelijke verkondiging en het kerkelijk leven? Dat de aloude woorden uitleg behoeven spreekt voor zich, maar dat is nooit anders geweest.

In religie gaat het om onze verlangens. Vreugdenhil draagt zes thema’s aan die `iets van de inspiratie die veel mensen – buiten en binnen de kerken - in een tijd van zielsarmoede goed kunnen gebruiken.` (p. 63) Deze thema’s zijn: verlangen naar stilte, verlangen om te dienen, verlangen naar zeggingskracht, verlangen naar communie, verlangen om te delen, verlangen naar lange adem.

Vreugdenhil ziet – zoals gezegd – in de zielsarmoede kansen voor de kerk. Hij sluit in zijn theologie aan bij de vraag, bij het verlangen. Daarin verschil ik van hem. Ik begin bij de bijbelse verhalen en probeer te horen wat zij over ons verlangen (en de vervulling daarvan) en ons bestaan te zeggen zouden kunnen hebben. Vreugdenhils besprekingen van de zes thema’s zijn naar mijn idee nergens echt verrassend. Soms schrijft hij wel erg op de maat van de aan zielsarmoede lijdende moderne burger en eigent hij zich het evangelie toe. Bijvoorbeeld waar hij het over stilte heeft: `Voor mensen zoals ik, voor kerkmensen, voor kloosterzusters, voor mateloze materialisten, voor hén is het koninkrijk van de hemel.[6] Armen van geest hebben stilte nodig.` (p. 70)

Veel van wat Vreugdenhil schrijft is waar en prachtig, maar er is weinig tot niets wat ik niet ook al in een reguliere kerk gehoord heb: `Kerk is dienst, is dienst aan anderen`, `veel gezaghebbende theologen beschouwen vandaag de bijbel als de belangrijkste manier om God op het spoor te komen.` (open deur), `We kunnen in ieder ander mens de aanwezigheid van God herkennen.` , ` veel mensen zoeken naar een plek waar het goed is, waar je niet alleen bent en waarvandaan je niet meer verder hoeft te reizen. Een plek waar je mag blijven. `Zitten onder je eigen wijnstok en vijgenboom` noemden ze dat in het oude Israël.` etc., etc. Uit de aard der Zaak raakt de bijbel aan alles wat in mens en samenleving speelt. Maar dat wisten we toch al en dat was toch al een vooronderstelling van theologie en kerk?

Communicatie

In hoofdstuk 5 (Onrust, hoop en zaligheid. Over communicatie) gaat het over de vraag hoe je de genoemde thema’s ter sprake brengt en hoe `je jezelf als kerk zichtbaar maakt` (p. 110). Belangrijk volgens Vreugdenhil is de verwondering. `Kerken die zich niet eerst en vooral opstellen als `plekken van verwondering` hebben aan mensen van nu weinig of niets te bieden… aan een kerk die heeft, aan de kerk waar de dingen zijn zoals ze zijn (inclusief de grote geloofsmysteries) is weinig behoefte` (p. 114). Het klinkt alsof Vreugdenhil hier wil verschillen van/zich afzet tegen een kerk die ik – in ieder geval in de gemiddelde PKN-gemeente – niet (meer) herken.

Aansluitend bij paus Benedictus ontleent Vreugdenhil drie communicatiewetten aan het verhaal van de drie magiërs: 1 Geef woorden aan de innerlijk onrust 2 bied mensen hoop 3 stel de vraag of er iets is wat werkelijk zalig maakt. [7] Erg secuur wordt de bijbel niet gelezen. Over de activiteit van de schriftgeleerden in Jeruzalem lezen we `….gelukkig zijn er teksten waarin je antwoorden kunt opzoeken. Googelen heet dat vandaag. Het zoekresultaat: als er zoiets gebeurd is, moet je niet hier zijn, maar in het stadje Bethlehem gaan kijken` (p. 118) Bijbellezen als googelen, je houdt het – even afgezien van dat de metafoor nogal oubollig is - niet voor mogelijk! De schriftgeleerden hebben blijkbaar `voldoende aan hun tempel, hun liturgie en hun heilige geschriften...dat je er iets mee moet, eropuit moet, dringt niet tot hen door.` Die (joodse) schriftgeleerden toch…`Is er behalve dat een tekst iets zegt – nog iets wat werkelijk zalig maakt?` Een uitleg (inleg) op het randje.

Maar ook de kerk moet het ontgelden. Terwijl we in de kerk nog teksten zitten te lezen kijken de mensen om ons heen aandachtig naar de sterren en komen zij niet meer in de kerk omdat ze, net als de magiërs, allang verder getrokken zijn. `Naar plaatsen die vanuit het perspectief van de kerk nog altijd klein en onooglijk zijn. Plaatsen waar God zich meer laat vinden dan in zijn eigen huis.` (p. 119) Afgezien van dat het dedain waarmee Vreugdenhil over de kerk spreekt mij ook hier stoort, vraag ik mij af waar die mensen dan naartoe getrokken zijn en welke die plaatsen waar God zich laat vinden zijn.[8] Niet dat ik geloof dat de kerk `het` nu gevonden heeft, maar dat is een andere kwestie.

We moeten als kerk aan de slag `verwonderd over hoe goed mensen kunnen zoeken, hoe scherp hun vragen en waarnemingen zijn, hoe groot hun hunkering, hun moed om op weg te gaan.` (p. 125) Ook Vreugdenhils inzicht dat mensen buiten de kerk onze reisgenoten zijn is niet nieuw. En wat vinden die zoekende en vragende mensen in `de kerk van Vreugdenhil` anders dan algemeen religieuze antwoorden die je buiten de kerk ook wel vindt?

Commitment

Hoofdstuk 6 gaat over `commitment` (Misschien gewoon een proberen? Over commitment). We leven in een `hyperindividualistische` samenleving. In de eerste veertig jaar van je leven draait het om het bereiken van bepaalde doelen (opleiding, carrière, relaties), maar of je de top nu bereikt of niet: het uitzicht valt tegen. Dan doemt een tweede berg op, een beeld van journalist David Brooks: de berg van commitment, wederkerigheid en liefde. Vreugdenhil stelt, en ik denk dat hij gelijk heeft: `Onze samenleving is arm aan tweedebergperspectieven.` (p. 127) Hij noemt Brooks’ vier argumenten om niet `los` te blijven leven, maar je echt te verbinden en past deze toe op de kerk: 1 `bij de kerk horen is karaktervormend` 2 `Bij de kerk horen brengt je naar een hoger level van vrijheid. Dit is feitelijk een klantbelofte`[9] 3 Bij een kerk horen geeft je gevoel voor een doel (`Stel je een CEO of bestuurder voor die `Het is volbracht` zegt voordat er ook maar één stap gezet is[10]. Niemand doet dat. Jezus wel. Een kerk in zijn spoor blinkt daarom ook uit in chillen, genieten, vrij zijn, onbezorgd leven, vol verwachting naar de toekomst kijken` 4 Bij een kerk horen bepaalt je identiteit (p. 133-134) Het zal allemaal wel waar zijn – Vreugdenhil onderbouwt de argumenten - maar je bouwt er geen kerk mee. Bovendien gelden drie van de vier argumenten ook voor het lidmaatschap van een voetbalclub.

Schreef Vreugdenhil in zijn inleiding dat zijn boek in de eerste plaats geschreven is voor mensen met hart voor de plaatselijke gemeente die meestal niet meer in de kerk zitten, in het slothoofdstuk (De openingszet. Wat de kerk kan leren van de schaakclub?) wordt je opgeroepen om met het geschreve naar je kerken-, oudsten- of parochieraad te stappen. Hij ziet kansen. Niet alleen voor de kerk maar evenzeer `voor sjoels en moskeeën` .(p. 139)

Vreugdenhil houdt een spiegel voor en nodigt tot zelf onderzoek. Wat zie je voor beeld als je kijkt in de spiegels van spiritualiteit, innovatie, zielsarmoede, communicatie en community? Bij ieder onderwerp staan vragen ter overweging. Het hoofdstuk besluit met wat de kerk kan leren van een schaakclub. Schaken is sexy, alles kan online, schaken is global…Vreugdenhil legt uit hoe het werkt. Misschien kan een ondernemende kerk er haar voordeel mee doen, net als iedere andere onderneming. Met een beetje charisma moet het lukken. De zielsarmoede is groot, dus er ligt een markt. Alleen: ik ben geen cliënt.[11]

Tim Vreugdenhil, Opener dan ooit. Nieuwe kansen voor kerken, Kok Utrecht 2021, €16,99



[1] Ik krijg de indruk dat Vreugdenhil de kerkelijke agenda primair laat bepalen door `wat er in de samenleving speelt`, `zielsarmoede` of `wat mensen bezighoudt`. Niet dat dat niet belangrijk is, integendeel!, maar kerk en theologie zouden hun agenda beter kunnen laten bepalen door het Woord willen ze echt wat verrassends te zeggen hebben.

[2] Vreugdenhil heeft het uitgebreid over innovatie (hoofdstuk 3) maar hanteert het niet onomstreden `Heer` als aanduiding van JHWH .

[3] Aan het slot van zijn boek bedankt Vreugdenhil `Coca Cola` en `de directie van Coca Cola`: `Ik dank Coca Cola…. jullie staan ervoor open om (ook) met een predikant de dialoog te voeren over marketing, moraal en spiritualiteit` (p. 159) (let op de volgorde!). Ik vermoed dat Barth dat niet gedaan zou hebben.

Vreugdenhil is `vanaf zijn studententijd gefascineerd door de theologie van de jonge Barth` (p. 44), maar noemt hem alleen i.v.m. Gods vermeende spreken door een billboard. Hij noemt Barth wijselijk niet waar hij stelt: `de schepping is een boek waarvan de pagina’s het DNA van de auteur weerspiegelen.` (p. 53) Vreemd genoeg haalt Vreugdenhil de bewegelijkheid van die schepping (verstaan als natuur (zie p.53)) aan als argument voor de veranderlijkheid (het innovatieve) van God.

[4] Helemaal bizar is de zin: `Het belangrijkste (sic) communicatieadvies dat ik de afgelopen jaren kreeg, kwam van een merkstrateeg: God en geloof zijn prachtige producten (cursivering van mij. BV). Zolang je er maar bij zegt dat ieder ermee mag doen wat hij of zij wil.` (p. 114)

[5] Door Vreugdenhil in een lezing met een verwijzing naar Charles Taylor omschreven als `het ontbreken van contact met de morele en spirituele bronnen die aan onze beschaving ten grondslag liggen.`

[6] Ik wil zelf geloven dat anderen in het evangelie voorrang hebben en dat zij – de geestlozen, de armen - gerechtigheid meer nodig hebben dan stilte.

[7] De schrijver mag dan geboeid zijn door de jonge Karl Barth, maar hier aangekomen gaat hij toch wel erg van het algemene – onze onrust – naar het – bijzondere. Gevolg is dat er van dat bijzondere niet zoveel meer over blijft. Het heet dat God in Abraham `een innerlijke onrust` wakker riep (p. 117) terwijl God niets anders deed dan Abraham oproepen om op weg te gaan naar een land dat hij zou laten zien. Misschien is het wel het verhaal dat innerlijke onrust oproept in plaats van dat de innerlijke onrust ons ontvankelijk maakt voor het verhaal.

[8] Een goede aanwijzing lijkt mij te staan in Mattheus 25, 31vv maar die geeft Vreugdenhil niet. Ik heb overigens niet de indruk dat `we`, kerkelijk of niet, daar massaal naartoe trekken!

[9] Dat je in de zorg tot klant gereduceerd wordt is al erg genoeg. Iemand die `iets met de kerk heeft` is geen klant. Hij/zij is een zoeker, een gelovige, een hoorder, een christen, whatever, maar geen klant (en JHWH geen Coca Cola). De vrijheid van een christenmens lijkt mij bovendien iets anders dan `een hoger level van vrijheid`.

[10] Heeft Jezus, zoals hier staat, gezegd dat het volbracht is `zonder dat er maar één stap gezet is`? Ik lees die weg naar Jeruzalem eindigend in Jezus’ dood anders. Nog iets: Wat betekenen Jezus’ woorden `het is volbracht`, of wat zouden ze kunnen betekenen?

[11] En waarom zou je het evangelie moeten `vermarkten`, de kerk moeten redden, weer een kerk moeten stichten? Hoe erg is het dat de kerk in haar huidige vorm heel klein wordt en de mensen die `allang verder getrokken zijn` hun heil elders gevonden hebben? Is het hele boek van Vreugdenhil uiteindelijk toch geen poging om toch weer te proberen iedereen de kerk in te krijgen, dit keer door het aanbod goed af te stemmen op de vraag.