Zondag 7 september 2014 - 12e zondag van de zomer - Broek in Waterland
Gezongen liederen: Ps 146 1, 4, 5 - Ld 305 - Ld 974 - Ld 991 1, 3, 5, 6-8 - Ld 782 - Ld 800 1, 2, 3
Gemeente van Jezus Christus,
Afgelopen week hoorde ik het verhaal van iemand met een bijzondere herinnering aan het woord van Paulus: `overwint het kwade door het goede`. Ze was enkele decennia terug lid van Ichtus, een christelijke groepering van evangelicale snit. Op een dag hadden ze op een markt gestaan waarop allerlei groeperingen zich voorstelden.
Ze hadden hun kraam opgetuigd en achterin de kraam een spandoek opgehangen met in grote letters: overwint het kwade door het goede.
Het toeval wilde dat er op diezelfde markt- notabene recht tegenover de Ichtuskraam- een kraam stond van homobelangenorganisatie COC. En bij de mensen in die kraam riep dat spandoek agressie op. Logisch, want er waren in die tijd nog meer dan vandaag christenen die vonden dat homoseksualiteit iets kwaads was dat overwonnen moest worden. En nu stonden diezelfde christenen met hun uiterst dubieuze – en onbijbelse - denkbeelden nota bene tegenover die homo’s en lesbo’s …
Het werd een voor de mensen in beide kramen een wat ongemakkelijke dag. Of iemand de oversteek gemaakt heeft naar de kraam van de ander vertelt het verhaal niet. Het is te lang geleden. Maar het zou mooi geweest zijn. Dat het tot een gesprek gekomen was, een echte ontmoeting waarin je elkaar nader komt.
Zo’n gesprek waarin je leert kijken met de ogen van de ander. Was de aanname juist dat de mensen uit de Ichtuskraam homoseksualiteit als kwaad zagen? En zo ja, waren ze dan niet geholpen met een echte ontmoeting met degenen die ze zo veroordeelden. Met de ontmoeting met de vreemde ander.
En omgekeerd: er waren onder de mensen in de Ichtuskraam zeker ook mensen – oa de vrouw die ik sprak - die homoseksualiteit helemaal niet als kwaad zagen maar die bij kwaad dachten aan onrecht en geweld. Mensen die echt geloofden in die woorden van Paulus: dat je het verschil kon maken. Dat je het kwade door het goede kon overwinnen.
Maar nogmaals, het verhaal vertelt niet of het tot die ontmoeting gekomen is. En zo was het kwaad van die middag misschien wel de onoverbrugbare straat tussen die twee kramen. Dat de een de ander niet zag, durfde of wilde zien.
Het is een bekend verhaal. Een rabbi vroeg eens aan zijn leerlingen hoe je weet wanneer de nacht ten einde is, en de dag begint. De één zei: dat is wanneer je een hond van een schaap kunt onderscheiden. Nee, zei de rabbi. Is het dan wanneer je van verre een dadelboom van een vijgeboom kunt onderscheiden? vroeg een ander. Nee, zei de rabbi, het is als je in het gezicht van de mens die je tegenkomt kunt kijken en daarin het gezicht van je broer of je zus ziet. Totdat het zover is, is de nacht nog bij ons.
De nacht, het kwaad. In het klein en in het groot. Omdat mensen die elkaar niet willen en kunnen zien. Mensen opgesloten in hun eigen gelijk. Het gelijk van eigen religie en eigenmacht.
Nu wil ik niet beweren dat een mens van nature alleen maar goed is, maar dat opgesloten zitten in je eigen gelijk, in je eigen aanspraken en macht – of dat nu in het groot is of in het klein - dat kennen kinderen niet op die manier.
Hun positie is – zeker in de samenleving waarin de verhalen van het nieuwe testament spelen- de positie van machtelozen. Kinderen zijn afhankelijk. Ze hebben niet de kunde en de macht om hun eigen gelijk of hun eigen gebied dicht te timmeren. En daarom staan ze nog open, open voor de ander.
De leerlingen vragen aan Jezus wie het grootste is in het Koninkrijk der hemelen, in het koninkrijk van God (maar zo noemt Mattheüs het niet omdat een Jood nu voorzichtig is met het gebruik van het woordje God). Ze kennen ongetwijfeld de antwoorden uit hun omgeving. Degene die het onderricht van Mozes goed kent. Of: degene die dat onderricht goed door heeft kunnen geven aan zijn kinderen. Of: degene die naar dat onderricht van Mozes leeft.
Misschien zou ik ook een dergelijk antwoord geven en onwillekeurig denken aan grootheden als de theoloog Dietrich Bonnhoeffer die vlak voor het einde van de oorlog werd omgebracht vanwege zijn aandeel in het verzet tegen Hitler. Of Nelson Mandela. Of Desmond Tutu en de waarheidscommissie in Zuid Afrika die het kwade niet met kwaad vergold maar het kwade probeerde te overwinnen door het goede. Doordat de daders hun verhaal vertelden aan de nabestaanden en de slachtoffers, door de ontmoeting van aangezicht tot aangezicht.
Maar op de vraag wie het grootste is in het koninkrijk der hemelen geeft Jezus een heel ander antwoord. Hij roept een kind en plaatst het in het midden. Wie zich niet omkeert en wordt als een kind die zal het Koninkrijk zeker niet binnengaan. Ik denk dat Jezus dit antwoord om de volgende reden geeft.
Er zijn heel erg goede mensen. Ik noemde er een paar. Mensen die het kwaad overwinnen door het goede. Mensen van wie je vermoedt dat ze soms de handen en de voeten van God zijn. Maar evengoed gebeurt het vaak dat het onder het mom van het goede het toch weer gaat om het eigen gelijk, de eigen macht, om het de eerste willen zijn.
Ook het goede is bij ons vaak weer al te menselijk. Het is het goede in een wereld waarin alles – ook het goede - mede gekleurd wordt door de onvolmaakte werkelijkheid met onvolmaakte mensen. En als het kwade overwonnen wordt door het goede, dan is dat altijd maar voor een deel. Maar ook niet minder dan dat. Een gelijkenis van het koninkrijk, hoe klein en kwetsbaar ook.
Het alleen maar goede, het koninkrijk, de wereld omgekeerd, de nieuwe aarde, die maken we hoogstwaarschijnlijk niet zelf. En zeker niet zolang we ons eigen gelijk belangrijker vinden dan het zien en herkennen van de ander. Het alleen maar goede, het koninkrijk mogen we ontvangen. Ontvangen als een kind, met open handen. Dat we in dat vertrouwen mogen leven en zo vaak als in ons vermogen ligt het kwade mogen overwinnen door het goede. Amen.