Johannes 17, 1-8

Protestantse Gemeente Assendelft, Zondag 1 juni 2014, Zondag Weeskind

Gemeente van Jezus Christus,

Nu is mijn tijd gekomen, mijn uur is daar. Zo begint het grote gebed van Jezus. Een gebed waarin Jezus de betekenis van zijn leven onder woorden brengt.

Zoals mensen dat doen aan het eind van hun leven. De balans opmaken, terugkijken, rekenschap afleggen. Als je straks met je boodschappenwagentje bovenkomt, wat zit er dan in? Wat is in mijn leven gelukt, wat heb ik ervan gemaakt? Heb ik genoeg liefgehad, genoeg vergeven.

Voor de meesten zal het antwoord niet eenduidig zijn: goed en kwaad, licht en donker. Je bent geslaagd en je hebt gefaald, liefgehad en misschien ook wel gehaat.

Mijn uur is daar zegt Jezus. Het uur van afscheid aan het eind van een lange avond. Zeg het belangrijkste nu het nog kan, nu we nog bij elkaar zijn. En Jezus zegt: hebt elkaar lief en wees niet bang. Het zijn woorden waar je nog eens aan terug zult denken als de liefde ver te zoeken is of als je stervensbang bent.

Ik heb de wereld overwonnen, zegt Jezus. Je zou het niet zeggen, maar toch…Je moet het horen en het straks als hij niet meer bij ons is verder vertellen. He’s got the whole world in his hands.

De wereld lijkt dan in handen gevallen te zijn te zijn van rovers, bendeleiders, dictators, van het streven naar macht en winst, maar uiteindelijk is Hij het die de wereld heeft overwonnen. Vraag niet hoe. Deze mens die sterft aan een hout.

Op die laatste avond is er niet alleen de intimiteit van het samenzijn met zijn vrienden, met zijn leerlingen. Jezus gaat ook in gesprek met zijn vader.

Wat doe je als je bidt? Je zet je leven in een groter verband. Je weet je kind van een vader, van een moeder in de hemel. Het is dan wel een verweesd bestaan- soms zo eenzaam, zo overgeleverd aan jezelf –maar God geve dat er een vader, een moeder is die je echt hoort. Die je bemoedigt, die je in je kracht en in de ruimte zet.

Jezus bidt die laatste avond en zegt tegen zijn vader: de woorden die jij me gegeven hebt heb ik hen gegeven. Het waren woorden van liefde, het woord van den beginne. Dat woord heeft onder ons gewoond in een mens van vlees en bloed, in een mensenleven. In Jezus van Nazareth kreeg het hartslag, handen en voeten. Die woorden die werden waarheid in iedere zin, iedere stap, iedere lach, iedere genezing, iedere aanraking. Die woorden maakten een nieuw begin, nieuw bestaan. Daarna was niets meer als daarvoor

Nu weten zij, zegt Jezus, dat alles wat jij mij gegeven hebt van jou komt. Dat betekent dat we voor eens en altijd God moeten zien en toelaten in het gewone leven. Blijkbaar heeft God ervoor gekozen om niet hoog en ver in de hemel te blijven, maar om hier onder ons aanwezig te zijn. Die hele periode van advent tot en met hemelvaart heeft ons dat willen duidelijk maken. Hier in dit stervend bestaan (Oosterhuis), in ons gewone leven, wil God met ons zijn, wordt hij geloofwaardig.

En Jezus bidt verder: Vader, het uur is aangebroken. Mag uw grootheid nu zichtbaar worden. Verheerlijken staat er in onze vorige vertaling. Maar wat is die grootheid van God? Is het dat hij alle macht heeft, dat hij alles kan, dat hij heerst over alles? Of is de grootheid van God niets anders dan zijn liefde? Als uw zoon straks overgeleverd wordt om gekruisigd te worden, toon dan in hem uw grootheid. Dat u de aarde, uw kinderen, liefhebt tot in de dood. Dat u deze wereld draagt.

Juist in die gebroken mens laat God zien wie hij is. Hij draagt en verdraagt alles wat menselijk is. Zo draagt hij de wereld, zo draagt hij ons. Ons leven met licht en donker, liefde en liefdeloosheid, blijdschap en verdriet. Hij heeft gezegd: Ik ben er voor jou, ik laat jou niet vallen. Dat is Gods grootheid, dat is zijn heerlijkheid tot in eeuwigheid.

En als we het dreigen te vergeten: komt dan, eet en drinkt. Voor jou gegeven, liefde die draagt: heel jouw leven, deze aarde…amen

Dankbaar gebruik gemaakt van de preek van Dompredigerin (Opberpfarr und Domkirche Berlin) Dr. Petra Zimmermann, Sonntag Palmarum, 5. April 2009, 10 Uhr