Exodus 20, 1-17 en Johannes 14, 23-29 (Bevrijdingsdag)

(5e van Pasen, Broek in Waterland, Bevrijdingsdag 5 mei 2013)

Gemeente van Christus,

Wie de oorlog heeft meegemaakt weet het verschil tussen leven onder bezetting en leven in vrijheid. Politieke vluchtelingen weten het verschil tussen niet mogen zeggen, geloven of voelen wat in je is, en vrijheid van meningsuiting. Zij die vervolging overleefden weten wat het is om geen mens te mogen zijn. Vrijheid: het is een mensenrecht. Maar tegelijkertijd is er niet alles mee gezegd. Misschien heeft ook vrijheid zijn grenzen. Moet ik alles kunnen zeggen en doen wat in mij opkomt? Is de vrijheid van de markt misschien niet in grote tegenspraak met humane, menselijke, vrijheid? Ligt de grens van mijn vrijheid niet precies daar waar de vrijheid van de ander begint, zoals een stond op de affiche die ik mij afgelopen week herinnerde? Kortom: ik denk dat ook vrijheid nader ingevuld moet worden. Ik wilde daartoe kijken naar de tien woorden die we twee keer in de bijbel tegenkomen: in Exodus 20 en in Deuteronomium 5.

Een enkeling onder u kent misschien nog de gewoonte om iedere zondag de Wet te lezen. In sommige kerken gebeurde dat om je te leren dat die wet voor jou te hoog gegrepen was en dat je daarom was aangewezen op Gods genade. Eerst de wet en dan het evangelie, want uit de wet leerde je je zonde kennen.

Nu komt dat nog wel voor – met name in wat behoudender kerken – maar steeds meer zijn we die zogenoemde wet ook zelf gaan verstaan als evangelie, als goede boodschap. Als richtsnoer ten leven.

En we noemen het niet meer `wet` maar `onderwijzing`of `richtsnoer ten leven`. Óf, net als in de synagoge, `Thora` (wat ook zoveel betekent als onderwijzing). Die Thora is geeft een blauwdruk, een ontwerp, een richting. Toen de Eeuwige de wereld schiep had hij volgens de Joodse traditie dát voor ogen. En de mens – geschapen naar zijn beeld en gelijkenis, geschapen om op hem te lijken - is geroepen om mee te werken aan de voltooiing. Weinig is zo indrukwekkend als het Joodse feest: `vreugde der Wet`.

Dat is nogal wat anders dan hoe lange tijd in onze kerken de zogenoemde Tien Geboden gelezen werden: strenge regeltjes over wat wel en niet mocht. Natuurlijk kwam er een tegenbeweging, ik schat ergens aan het begin van de jaren zeventig. We hadden het wel even gehad met God die alles zag - groot en streng als een agent - en met de dominee die zei wat je niet mocht en wat wel. Een beweging weg met het moralisme waardoor je alleen maar onvrijer wordt.

En toch had het ook iets heel goeds, die lezing van de Tien Woorden. Misschien niet iedere zondag, maar af en toe. Want de vraag bleef ondertussen niet minder belangrijk: hoe blijf je bij je bevrijder, hoe zou Gods idee van een goede samenleving eruit zien?

En we ontdekten dat we in het verleden te vaak vergaten waar de Tien Woorden mee begonnen. Alsof je de titel van het hoofdstuk overslaat terwijl juist die titel zegt waar het in wat volgt om gaat: Ik ben de Eeuwige, jouw God, die jou uit Egypte bevrijd heb. En wat dan volgt dat zijn aanwijzingen. Hoe kun je bij die Ene blijven opdat je niet weer in Egypte terecht komt. Hoe ziet dat eruit: leven als bevrijd mens?

De samenvatting van de Thora – de Thora zo samengevat dat je ‘m kunt geven in de tijd dat je op één been kunt staan – geeft bondig antwoord. Jij zult de Eeuwige jouw God liefhebben met geheel je hart en geheel ziel en geheel je verstand, en jouw naaste als jezelf.` Want de ander, dat is er net zo één als jij. Mens naar Gods beeld en gelijkenis. De geschiedenis heeft geleerd wat er gebeurt als je dat vergeet.

Maar de vrijheid is kwetsbaar. Volgens een uitleg heeft de Eeuwige de geboden in de woestijn gegeven omdat ze buiten die woestijn misbruikt zouden worden. Hoe mooi zouden de tien woorden bijvoorbeeld niet passen in een partijpolitiek programma? En dan zouden we met lede ogen moeten toezien hoe die partij in naam van iets als een joods-christelijke traditie de plank missloeg. Nee, in de woestijn zijn die woorden gegeven. Als woorden voor onderweg maar ook als woorden voor hoe het zal zijn: straks in het beloofde land. Daar zullen we niet meer stelen en elkaar niet meer bedonderen. Daar zullen we niet meer doden maar liefhebben en trouw zijn. Daar zullen we Gods woord zijn toegedaan. Zowaar deze Éne God is die zijn volk bevrijde uit Egypte.

Jezus spreekt met zijn leerlingen met het oog op zijn heengaan, met het oog op zijn dood. Wij zingen soms: blijf bij mij Heer. Dat hopen we en daar bidden we om. Dat Hij ons niet verlaat. Maar Jezus draait het ook om: blijf bij mij, bewaar mijn geboden. Als ik straks niet meer in jullie midden ben, leef ook dan in liefde met elkaar. Leef dan in de Geest waarin ik geleefd heb…Ik laat jullie vrede. Jullie mogen weten dat het goed is tussen God en mensen. Dat je in vrede, in heelheid, gekend bent en dat God jouw leven ten goede keert. Leef daaruit. Blijf bij je bevrijder. En wees ook niet bedroefd, zegt Jezus. Want ik ga naar de vader. Ik kom thuis. Ik die de hele geschiedenis door geslachtofferd wordt, vernederd, gediscrimineerd, vervolgd. Jullie weten toch dat ik ondanks alles, ondanks de verschrikkingen mij aangedaan, leef. En in mij de miljoenen, de miljarden, die het niet redden…

Als ik het zo zeg, op het scherpst van de snede, dan twijfel ik. De aarde is te zeer doordrenkt met bloed, voor veel van wat gebeurt en gebeurd is bestaat geen taal. Ook het geloof in de opstanding kan te makkelijk zijn, in de zin van `alles komt goed`.

Misschien gebeuren er dingen, zijn er dingen gebeurd, te verschrikkelijk om ooit goed te kunnen komen. Dat denk ik, daar ben ik eigenlijk wel van overtuigd. En toch leven we van een verhaal. Het verhaal van de levende, die voorbij het diepste duister leeft. Gods menselijkheid sterker dan alle dood. En in deze onbevrijde wereld blijft hij zeggen en fluistert de Geest: blijf bij je Bevrijder, verlaat mij niet. Een roep om menselijkheid, een roep om vrijheid, een roep om gerechtigheid. Hoe doof we soms ook zijn, hoe sterk de macht van de dood, hoe ingewikkeld de wereld waarin we leven, hoe machteloos je misschien ook bent: God geve dat we die roep mogen verstaan, en de hoop en het vertrouwen dat het ooit Bevrijdingsdag zal zijn, eens en voorgoed. Amen.

met dank aan Piet Vliegenthart (zie preken op www.domineepiet.nl)

Orde van dienst

Welkom

Zingen: Psalm 107: 1 en 10

Votum en groet

Glorialied: Gezang 48: 9

Zondagsgebed

1e lezing: Exodus 20, 1-17 (gezongen)

V: God sprak en zei al deze woorden,

Hij sprak:

Ik, de Éne, ben jouw God,

ik die jou uitgeleid heb uit het land Egypte,

uit het diensthuis (Exodus 20, 1-2)

Zingen: `Wij kiezen voor de vrijheid`

Een lied bij de Tien Woorden

t: Wim van der Zee, m: Frits Mehrtens

1. Wij kiezen voor de vrijheid

die God ons heeft beloofd:

Hij heeft de boze goden

van al hun macht beroofd.

2. Weg met de stomme beelden,

die maken God te klein:

Hij zal ons zelf vertellen

wie Hij voor ons wil zijn.

3. En Hij heeft ook gegeven

dat je hem noemen mag:

maak dan jezelf niet groter

met Gods naam als je vlag.

4. En neem voluit de vrijheid,

een dag van feest'lijkheid,

om opgewekt te vieren

dat God ons heeft bevrijd.

5. Hoor ook naar de verhalen

van wie zijn voorgegaan:

want God, de God van gist'ren

is met ons doorgegaan.

6. Geef ruimte aan je naaste,

geschapen naar Gods beeld:

want alle mensen heeft Hij

zijn leven meegegdeeld.

7. Blijf met elkaar verbonden

als mens, als man of vrouw

zo is tot in de diepte

ook God zijn liefde trouw.

8. Wil zo ruimhartig denken

dat niemand stelen moet:

God liet ons samen wonen

in 't land van overvloed.

9. En breek niet met je woorden

een anders leven stuk:

want God sprak tot ons allen

het woord van ons geluk.

10. Gun dan elkaar het goede,

zo is het ons gegund:

je leven is pas leven

als je ook geven kunt.

2e lezing: Johannes 14, 23-29

Gezang 75: 3

Uitleg en verkondiging

Gezang 7

Dankgebed- voorbeden - stil gebed – Onze Vader

Inzameling van de gaven

Zingen : Een land om van te dromen

m: Jood-Pools, t: Mar van der Velden

1. Zeg nooit: `onze wereld is gebroken

en de mens tot weinig goeds in staat.`

Zeg nooit: `niemand kan op vrede hopen,

alles gaat nu eenmaal als het gaat.`

Refrein:

Want een land, een land om van te dromen

Stuwt de mensen uit hun slavernij

Tot zij juichen met tranen in de ogen :

“Lieve God, we zijn er, eind’lijk vrij!”

2. Zeg nooit dat de zeeën veel te hoog zijn,

Dat een mens niet zonder bedding kan.

Zeg nooit dat woestijnen veel te droog zijn,

Dat een volk daar eenmaal weer verzandt.

Refrein

3. Zeg nooit: God is zijn verbond vergeten,

Er is niemand hier die ons bevrijdt.

Zeg nooit: Van een droom kan ik niet eten.

Zeg nooit: Wie niet werkt, verknoeit zijn tijd.

Refrein

4. Zeg nooit dat het godvergeten lijden

Toch het noodlot is van ons bestaan.

Zeg nooit: Stil maar, wacht op beet’re tijden.

Zeg nooit: Niemand kan de dood weerstaan.

Zegen

G: AMEN