Zuiderwoude, 26 februari 2012, 1e in de Veertigdagentijd
Gemeente van Christus,
Beweging komt tot stilstand, het rumoer verstilt. Zeven dagen, de volle tijd, zit Ezechiël als verdoofd te midden van de ballingen nadat de Geest hem naar hen heeft weggevoerd. Misschien had hij eraan willen ontkomen, net als Mozes. Het is nogal geen opgave om deze geschiedenis, onze geschiedenis, vastgelopen in zichzelf weer op gang te brengen. Het volk de wacht aan te zeggen. Je moet er koppig voor zijn, onbuigzaam, hard als staal.
Het wonderlijke visioen komt me tegemoet in mijn overtuiging dat het niet zomaar zal gaan. De omkeer uit de crisis in ons milieu, in de wereld, in onszelf. Misschien zijn we te ver heen, net als de ballingen in Tel-Abib. Toch wagen we het er weer op dat er weer één zal opstaan in wie alles anders wordt. Veertig dagen, een leven lang. Op weg zijn, valllen en opstaan, in hoop en wanhoop, geloof en ongeloof. Misschien gaan we het weer zien net als Mozes aan de vooravond van de intocht, net als Maria van Magdala in de ochtendnevel van de derde dag.
De weg is vandaag het thema, al houd ik niet zo van diensten met thema’s. Ik kom er niet onderuit. De weg naar Pasen, de weg van de uittocht, de weg van veertig jaar door de woestijn, onze weg. Het klinkt allemaal mee op deze morgen. Vernoemd naar de Opgestane heetten we aanvankelijk dan ook geen christenen, maar mensen van de weg. Om aan te geven dat we ergens naar op weg zijn en dat we nooit meer terug bij af zullen zijn, nooit meer bij het begin van de cirkel, om weer opnieuw te beginnen, en nog eens en nog eens.
Ik ga op weg, ik ga op reis, en ik neem mee… zelden noemen mensen bij dat aloude spelletje voor lange afstanden zichzelf. En toch is dat het eerste wat we meenemen. Jezelf met alles wat je met je meedraagt Je eigen verhaal: je geschiedenis, je familie, je persoonlijkheid. Hoor ik het evangelie van vanmorgen al te menselijk als ik ook in die veertig dagen van Jezus in de woestijn iets hoor van dat leven met jezelf? Anders dan in de latere versies van het verhaal is het verhaal over de verzoeking bij Marcus zeer beknopt. Geen drie verzoekingen, geen duivel, geen misbruikt psalmcitaat, maar slechts de twee verzen die we net over dat verblijf in de woestijn hoorden.
De Geest werpt Jezus uit, zo staat er letterlijk, in de woestijn. Bijna overal in het relaas van Marcus worden demonen en boze geesten uitgeworpen, maar hier is het Jezus die uitgeworpen wordt. Als hij ergens te vinden is dan is het ook hier, Jezus, de buitengesloten, verworpen mens.
Vlak hiervoor is hij gedoopt en toegesproken. Jij bent mijn geliefde. Het moet ook klinken aan het begin van iedere levensweg. Zonder mensen die voor je zijn als een goede vader of moeder red je het bijna niet. Wil Jezus die weg kunnen gaan dan zal hij zich toch bevestigd moeten weten in wie hij is. Je bent geliefd, ook in de woestijn als je op jezelf bent teruggeworpen en je misschien niet weet waar je het zoeken moet.
Veertig dagen blijft hij in de woestijn - Jezus in ballingschap – waar hij beproefd wordt. Johannes had gezegd dat Hij sterk was. Nu komt die eerste krachtmeting.
Sommigen proberen hem daarin na te volgen. Veertig dagen loslaten wat je in de ban houdt: je verslavingen, je consumentisme. Loslaten en daardoor teruggeworpen worden op jezelf. Mens voor Gods aangezicht.
Daar in de woestijn leeft Jezus te midden van de wilde dieren en de engelen. Dat leven met de wilde dieren is vaak verstaan als een idylle: met de stenen van het veld zult u een verbond hebben en de dieren van het veld zijn met u bevriend (Job).
De theoloog en psychotherapeut Eugen Drewermann leest hier een dimensie dieper. Sterk psychologiserend, maar wijs. Niet alleen zijn die dieren om ons heen, maar ze huizen ook in onszelf. Onze hele beschaving lijkt erop gericht die wilde dieren in onszelf te temmen, te ontkennen of te onderdrukken. Alsof ze niet zouden grommen en blaffen onder al onze goede bedoelingen en ons menselijkheid, om soms toch in alle agressiviteit toe slaan. De geestelijke die zoveel mensen heeft bijgestaan, zo’n goed mens, hoe kon het dat hij, uitgerekend hij…De Nederlandse samenleving jarenlang voorbeeld van tolerantie, openheid en bewogenheid met de derde wereld, hoe kan het dat die samenleving….Het is onmenselijk een engel te zijn zoals het ook onmenselijk is het wilde dier in onszelf de nek om te draaien.
`Om een wijs mens te worden moet je leren luisteren naar de honden die blaffen in je kelder` (Nietzsche). Of anders gezegd: `als we niet in contact komen met onze tekortkomingen en ondeugden en wanneer we lastige, negatieve gevoelens negeren zullen er veel schatten verborgen blijven.` (Anselm Grün).
Eugen Drewermann helpt ons door te zeggen: laat je op jezelf terugwerpen en zie onder ogen wie je bent. Geen engel en geen dier. Je hebt beide kanten in je, leef ermee, ontken het niet. Je bent niet geneigd tot alle kwaad en je bent ook niet geneigd tot alle goed. Zo ben je mens
En bij die mens die wij zijn wil God zijn weg gaan. Hij gaat die weg met het volk in ballingschap, hij gaat die weg in Jezus. Komend uit de woestijn roept hij uit dat het beslissende moment is aangebroken. Nu is de tijd. Keer je om en heb er vertrouwen in. En dan gaat hij op weg: mensen roepen, heel maken wat kapot is, het kwade het hoofd bieden, ons lerend wat het zijn kan. Mens zijn, veertig dagen, een leven lang. In het soms wankele vertrouwen dat de ballingen terugkeren, dat dit leven niet ten dode is. Loslaten, op jezelf teruggeworpen. Je mag zijn wie je bent, in liefde gekend, een leven op weg. Zo zijn wij mens, en zo worden wij mens. Door hem die met ons meegaat en ons voorgaat. Amen.