Marcus 16, 1-8

Zondag 4 april - Paaszondag - Protestantse Gemeente Assendelft

Gemeente van Jezus Christus,

Over het einde van het Marcusevangelie is veel geschreven. Het is namelijk niet helemaal duidelijk waar het evangelie ophoudt. Heeft dat 16e hoofdstuk nu acht of twintig verzen? De meeste commentaren die ik gelezen heb zeggen dat het evangelie dat wij net gehoord hebben het slot, het einde, van het Marcusevangelie is. De laatste zin luidt dan: En zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd. Later zijn er mensen geweest die vonden dat dat niet kon - dat dat einde een beetje vreemd was- en die hebben er nog een stuk bijgeschreven. 

Ik heb te weinig verstand van deze kwestie om u uitsluitsel te kunnen geven. Maar ik kies toch voor dat korte slot van acht verzen. Wat we dan missen – u moet dat als u wilt thuis maar nalezen – zijn enkele verschijningen van Jezus en enige slotwoorden. Daar is een boel over te zeggen, maar die laat ik nu voor wat het is. Wij gaan vanmorgen uit van dat eerste slot: en zij zeiden niemand iets want zij waren zeer bevreesd.

Het bijzondere van dat slot is dat we de opgestane niet te zien krijgen. Om hem te zien moet er iets gebeuren: …gaat heen, zegt zijn leerlingen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea. Daar zult u Hem zien zoals Hij u gezegd heeft. Nu is Jezus in dat Marcusevangelie voortdurend op weg naar Galilea. Hij komt van Nazareth in Galilea om zich te laten dopen, hij preekt er het goede nieuws, hij roept er zijn leerlingen, Hij geneest er bezetenen en er zijn daar vrouwen die hem volgen tot op het laatst, daar waar de mannen het laten afweten. Twaalf keer noemt Marcus in zijn boek de streek Galilea. De laatste keer om te zeggen dat Jezus u naar Galilea voorgaat. Alsof het hele verhaal weer opnieuw begint: de doop door Johannes, de prediking van het goede nieuws, de roeping van de leerlingen.

Dat is een mooie gedachte. Je kunt met Pasen zeggen: we hebben het boek uit. We gaan nog wel Pinksteren vieren maar het belangrijkste hebben we toch wel gehad. Maar je kunt ook zeggen: we beginnen met Pasen. We lezen dat hele evangelie opnieuw als het verhaal van de Opgestane, van de levende Heer in ons midden. Hij gaat ons voor.

In de synagoge doen ze net zoiets. Als ze daar de eerste vijf Bijbelboeken uithebben – ze staan dan met Mozes aan de grens van het beloofde land – dan beginnen ze weer opnieuw met Genesis. Waar gaat het in beginsel om, wie gaat ons voor, welke weg ga je?

Leven vanuit de Opstanding is steeds opnieuw beginnen. Je weg laten bepalen door de levende Heer, je steeds weer laten aanspreken, je steeds weer laten genezen van je bezetenheid, je steeds weer toevertrouwen aan God.

De vrouwen die Jezus tot het laatste gevolgd zijn gaan op de eerste dag van de week bij het opgaan van de zon naar het graf om hem te balsemen. Pas als ze zien dat de steen is weggerold zien ze hoe groot die was, zoals je pas in het morgenlicht beseft hoe donker de nacht was, zoals je pas door het bericht van de Opstanding beseft hoe dor en doods alles was. De drie vrouwen zien de opgestane niet, maar ze zien  een jonge man. Hij zit aan de rechterzijde en is gekleed in een wit gewaad.

Hij zegt: “U zoekt Jezus uit Nazareth, de gekruisigde.” Die toevoeging `de gekruisigde` horen we hier voor het eerst. We zullen het nooit meer over hem kunnen hebben als degene die niet gekruisigd is. God is door ons getekend. Hij zal ons er altijd te binnen brengen dat we van hem afwilden, dat we liever onze eigen gerechtigheid hadden dan de zijne, liever ons eigen koninkrijk dan het Koninkrijk van God. De Opgestane is een gehavende.

 

Wie is die jonge man in het graf die in dat graf zit? Hij komt nog een keer voor in het verhaal van Marcus. Jezus is dan net gevangen genomen. Zijn leerlingen verlaten hem en vluchten allen. Niet een uitgezonderd. En dan horen we van die jonge man: Een zekere jonge man, een linnen kleed om het naakte lichaam geslagen. Hij volgt hem, jonge mannen grijpen hem, maar dan laat hij het linnen kleed achter en vlucht naakt weg. Daarna horen wij niets meer van hem totdat we hem weer tegenkomen in het graf. Niet naakt en op de vlucht, maar als een getuige.En nu denken de commentaren dat die jongeman Marcus zelf is. Hij heeft zichzelf een rol in het evangelie gegeven en welke rol zou dat anders zijn dan die van verkondiger.

Kijk, zegt Marcus. Dat ben ik, dat ben jij die mijn evangelie hoort. Een naakt mens, kwetsbaar en op de vlucht. Eentje die wegrent als Jezus wordt gearresteerd. Je weet soms niet waar je het zoeken moet.

Maar daarna voert Marcus zichzelf nog een keer op. Zittend in het lege graf, gekleed en wel, op een ereplaats. En vanuit lege graf spreekt hij ons toe. Niet meer als een mens naakt en op de vlucht, maar als een getuige die weet waar hij het zoeken mag en dat ons vertelt.  Hij is hier niet. Hij gaat voor naar Galilea, naar jullie gewone leven. Daar zullen jullie hem zien.

Ga nu maar: Hij die blinden doet zien, demonen verdrijft, de dood overwint. Hij die ons aanspreekt en oproept om te leven, hem achterna.

Ga nu maar, hoe bevreesd, hoe bang je ook bent. Je zult hem zien

Amen