Genesis 38, doopdienst 18 augustus 2013, Protestantse Gemeente Assendelft
Juda en Tamar, Marc Chagall
Gemeente van Christus,
Het had niet zoveel gescheeld of onze dopelinge van vanmorgen had Tamar geheten. Maar Tamar Jeanne Hamers klinkt niet geweldig en je moet het er je hele leven mee doen, met zo’n naam. Dus werd het Nienke, Nienke Jeanne Hamers.
Vanmorgen toch Tamar, omdat Jeannette zichzelf en haar dochter ziet staan in een traditie van sterke vrouwen.
En Tamar uit de bijbel nu is de krachtige vrouw bij uitstek. Een vrouw die haar leven in eigen hand neemt.
Het verhaal begint als Juda afdaalt van zijn broers. Afdalen moet je in de bijbel nooit doen, zeker niet van je broers, dat gaat nooit goed. Dan daal je af van de goede menselijke maat. Je kunt beter opgaan, naar Jeruzalem, naar het huis van de Eeuwige.
Maar Juda daalt dus af. De toon is gezet.Hij krijgt drie zonen bij een Kanaänitische vrouw. De eerste sterft omdat hij – om ons onbekende reden - niet goed is in de ogen van de Eeuwige en de tweede omdat die het vertikt om zijn plicht jegens Tamar na te komen. Hij weigert haar te trouwen en te zorgen voor nageslacht.
Op dat punt in het verhaal aangekomen telt Juda zijn knopen en zegt tegen Tamar: ga maar terug naar je huis. Hij moet zoiets denken als `die Tamar heeft mij al twee zonen gekost, het wordt me te gek. Ik zeg haar terug te gaan naar huis.`
En daarmee ontneemt hij Tamar – zijn schoondochter – de kans op nageslacht, op toekomst. Niet alleen materieel.
Ooit zal uit een vrouw de Messias geboren worden, de langverwachte.
Niemand weet wanneer, maar het zou zomaar jouw kind kunnen zijn.
Het mooie van het verhaal is dat het zo ongemeen kritisch is en knap verteld. Juda, uit wie koningen geboren worden en volgens de evangelisten – vele eeuwen later – de Messias. Kijk wat hij doet.
Een vader van Israël bezoekt een prostituee – althans dat denkt hij. Ook toen was er nog geen legitimatieplicht wat Juda voor deze nogal genante actie had kunnen behoeden. Maar het gaat hier er niet om Juda de maat te nemen. Waar het om gaat is hoe hier, in ons menselijk gedoe, Gods grenzeloze menslievendheid aan het licht komt. Hoe de Eeuwige – hij zij gezegend – toekomst opent.
Tamar weet dat, meer dan Juda. Ze trekt een wissel op de toekomst. Ze zet zich als een prostituee langs de kant van de weg. En dan komt haar schoonvader: Juda. Het werk zit erop, de schapen zijn geschoren. Ik wil tot jou ingaan. Er wordt onderhandeld over de prijs. Een geitenbokje, en omdat Juda dat nu toevallig niet bij zich heeft, zijn zegelring, zijn riem en staf als onderpand. De tekenen van zijn waardigheid. Tamar doet haar sluier niet af. En als hoorder weet je: dit wordt geen ontmoeting van aangezicht tot aangezicht. Want dan zie je wie je naaste is en dat is nu precies wat Juda niet ziet. Juda gaat tot Tamar – zijn schoondochter - in – zoals het ouderwets heet – en zij wordt zwanger.
Als een vriend van Juda later het geitenbokje wil ruilen voor de zegelring en de staf… Geen prostituee te vinden. Een land van nette mensen. Zulks komt bij ons niet voor. Drie maanden later hoort Juda dat Tamar zwanger is. Woedend is hij. Zijn schoondochter, ongehuwd zwanger, God weet van wie. Dat wordt minstens excommunicatie of openbare schuldbelijdenis. We moeten ons – ook in de kerk - natuurlijk wel een beetje houden aan waarden en normen. Anders gaat het helemaal fout. We zijn fatsoenlijke mensen
Ja, dat is droevig hoe dat gegaan is, met de kerk en het geloof. Want het gaat in de bijbel natuurlijk over iets heel anders. Het gaat in dit verhaal over leven of sterven, over toekomst of niet. Gaat er toekomst open of verdwijn je naamloos van het toneel? Over dat soort vragen gaat het ook in ons leven. Is het ten leven of ten dode, en als we vallen, vallen we dan in Gods armen of wordt het een vrije val. Kom je door de diepte van het doopwater weer boven of verdrink je? Is de mensengemeenschap zonder toekomst, of zijn we voor elkaar geschapen?
Tamar – die moeder wilde zijn, moeder van Israël - zij weet van toekomst, ze weet van leven dat ergens naartoe gaat. Ze is Juda en ons daarmee als een spiegel. Juda, de hoerenloper, die zijn broertje Jozef naar Egypte verkocht…
Ondanks zichzelf heeft hij toekomst geopend, leven gegegeven. Hij die twee zonen verloor. Hij ziet Tamar en wat kan hij anders dan zeggen: zij is een rechtvaardige. Ooit zal zij opgenomen worden in het geslachtsregister van Jezus Messias. Die lijst van mannen en vrouwen, in hun grootheid en hun al te menselijkheid. Maar juist daarin komt de Eeuwige aan het licht, opent zich toekomst, mogen we onszelf zien, levend in de ruimte van Gods liefde.
En in de lijn van dat verhaal, in dat vertrouwen, mogen ook wij ons zelf zien. Een kleine gemeente…als een familie bijna. Waar je mensen ontmoet met al hun verschillen in achtergrond, opleiding, karakter. Jeannette wil Nienke in dat verhaal, in die gemeenschap, een plek geven zoals ook zij zelf, zoals ook haar vader en moeder, en zoals ook Wessel die heeft. Je hoort erbij, ieder mens hoort erbij. Leven als een weg om te gaan, met alle verwachting, met alle moed, met alles wat menselijk is, met alle hoop en soms ook alle wanhoop. Vanmorgen mogen we dat leven vieren, dat leven voor Gods aangezicht, dat leven met elkaar. Dat leven onder de wonderlijke belofte en door dat wonderlijke woord van Gods grenzeloze menslievendheid. Amen.