Marcus 13, 24-37. Zondag 30 november 2014, 1e Adventszondag, Prot. Gem. Broek in Waterland
Gemeente van Jezus Christus,
Het heeft wel wat dat het jaar in de kerk niet begint op 1 januari maar op de eerste zondag van advent. De agenda bepaalt al genoeg. Wat er instaat van het grootste belang. Afspraken met je geliefden, met vrienden en vriendinnen. Afspraken die te maken hebben met werk, al dan niet vrijwillig, al dan niet betaald. Afspraken met de tandarts, de huisarts of misschien wel de specialist. Maar het is niet die agenda die in de kerk bepalend is. Er ligt een tijdslijn overheen en die wordt niet bepaald door ons, noch door wat ons overkomt, maar door God. En God heeft zijn eigen tijd.
Hetzelfde is aan de hand met geschiedenis. Wat er gebeurd is, hoe we gekomen zijn waar we nu zijn, dat kun je lezen in geschiedenisboeken. Uit het verleden kun je het heden verklaren. Maar nu is het bijzondere dat in het hele oude testament geen woord voorkomt dat je met het woord `geschiedenis` . Want niet onze geschiedenis is bepalend, maar wat God doet. Dat is doorslaggevend.
Niet onze agenda’s en niet onze geschiedenis zijn doorslaggevend, maar de daden van God.
En ik zeg dit omdat ik een toga aan heb en ooit heb besloten om van het zeggen van dit soort dingen mijn beroep te maken.
Want God mag dan zijn eigen tijd hebben, maar onze tijd is van God verlaten. We leven in de tijd van de Islamitische Staat, en de oorlog in Syrië en Ebola. Onze tijd is de tijd waarin de meeste mensen opgehouden zijn te geloven in de toekomst van gerechtigheid en vrede – uitgesleten woorden - of in de idealen van de moderne tijd: vrijheid, gelijkheid en broederschap. En van Gods daden zien we weinig. Grote delen van de wereld staan in brand, maar God doet ogenschijnlijk niets. In tijd en geschiedenis is God de grote afwezige.
Maar wij willen daar niet aan geloven. Dus de kerk zegt: ons jaar begint op de eerste adventszondag. We beginnen met de verwachting van die Éne in ons midden van wie we geloven dat God in hem zichtbaar onder ons is gekomen. Zijn persoon, zijn liefde, zijn trouw, vervult de tijd. En het mag dan zo zijn dat de aarde van God verlaten is, wij vertellen de verhalen van die Éne, de God van Israël – Jezus van Nazareth – omdat we geloven dat Hij met ons is. Niet alleen met ons, maar met de hele lieve wereld.
Dat we dat zeggen – durven te zeggen – is niet zomaar een vrome uitspraak. Misschien geloven we het niet eens. Maar het is ons verteld. Dat Hij leeft. Dat Hij door de dood is heengegaan zoals deze wereld door de dood heengaat. Het is ons verteld dat de hele wereld instortte. De zon was verduisterd, de maan gaf haar schijnsel niet meer. De sterren vielen van de hemel. Niet opdat wij een wens mochten doen, integendeel. De hemel stortte in. En dat gebeurt nog dagelijks. Vlucht MH17 werd uit de hemel geschoten, door de smog zien ze in sommige wereldsteden de zon niet meer, de wereldnacht is aardedonker. En boven de aarde is een wolk. Zoals die wolk van verdampt water boven de Middelandse Zee, dat massagraf voor de kust van Europa waar de vluchtelingen in gammele bootjes de oversteek wagen. Of de wolken boven de slagvelden, wolken van explosies, wolken opstijgend uit in puin geschoten woningen.
En wat ziet Marcus, de Evangelist? Hij is de enige die het zo zegt: En dan, ze zullen de Zoon des mensen zien komende in de wolken – niet erop maar erin - met grote kracht en heerlijkheid. Ontkomen aan het graf en aan de verschrikkingen, de flarden van de ondergang zweven nog om hem heen.
Dat zag Marcus en dat heeft hij Jezus inde mond gelegd opdat ook anderen het zouden horen en zien en daaruit zouden leven. En hij ziet engelen uitgaan naar de uiteinden der aarde om de uitverkorenen bijeen te brengem. En die uitverkorenen dat zijn niet een paar mensen die in God geloofden – en dan ook nog op de goede manier – dat zijn niet een paar Jehova’s getuigen die denken dat zij de enige zijn die Gods liefde en ontferming ten deel valt. Nee, die uitverkorenen dat zijn allen die leven in de duisternis, in de nacht van onze geschiedenis. Die nacht waarvan de kerk tegen alles in zingt en belijdt dat ze ten einde loopt. De nacht is haast ten einde, de morgen niet meer ver, begroet dan met verblijden de heldere morgenster. Al staat de wereld in de fik.
Ach, leer van de vijgeboom deze gelijkenis. De vijgeboom, de enige boom in Palestina die samen met de wijnstok in de herfst haar blad verliest. Als de tak zacht wordt, als de bladeren uitspruiten. Als hier in het voorjaar – straks na de decembermaand met haar opgelegde vrede op aarde – als hier straks de eerste planten door de dode aarde breken. Weet dan dat de zomer nabij is. Dat het niet lang meer duurt.
Natuurlijk weet ik ook wel dat het lang duurt, te lang misschien. In ieder geval veel langer dan Marcus die nog geloofde dat hij het zelf mee zou maken. Maar dat doet er niet toe. Het is niet minder waar dan in zijn tijd en het is niet minder absurd. Dat er een God is die komt of terugkomt, een mens aan de dood ontkomen, een kind dat deze wereld draagt. Hem verwachten wij, in hem leven wij…alle dagen. Amen.
Drempelgebed
Zie ons hier, op deze eerste adventszondag. Wij die wel willen geloven dat U God bent en ons tegemoetkomt. Wij die wel willen geloven dat u komt. Als één van ons, maar dan zoals we bedoeld zijn: vol gerechtigheid en vrede.
Wij die wel willen geloven, in uw komst, wees in ons midden. Wijs ons uw weg. Door hem die wij verwachten- die was, is, komt en altijd zijn zal – Jezus Christus, uw Zoon onze Heer.
Kyrie
Goede God. We zingen vanmorgen geen gloria. En misschien is dat wel passend. We zouden wel lang willen leven in de gloria, maar zover zijn we nog niet. Zo vrolijk is het leven voor veel mensen niet, dat weet u beter dan wij. Maar we hebben van u gehoord. Dat u komt, en dat u van ons houdt, en dat u louter goedheid bent. Daar willen we ons aan vasthouden, in het vertrouwen dat u eerst ons vasthoudt. En daar willen we ons op beroepen. En daarom voor de hele wereld in nood om ontferming bidden en zingen:
Dankgebed – voorbeden
Wie zouden wij zijn zonder U? Maar u komt, u bent gekomen. Daarvoor danken wij U.
En wij danken U dat wij dat ook mogen geloven
Waar we het niet meer kunnen geloven
We danken u dat we mogen geloven
In een einde aan de nacht, in een einde aan de winter.
In een zomer die komt, en dat het dan goed zal zijn.
We danken U voor Hem die komt, Jezus Christus,
Die alles draagt: deze wereld, ons leven
We bidden u
Verbonden met iedereen op aarde
Om uw vrede,
Om uw liefde,
Om uw genade,
Om leven.
We bidden voor hem, voor haar
Die lijdt door ziekte of gemis
Door schuld, door angst,
Door het leven
We bidden u voor uw kerk, dat ze mag gaan op de weg der verwachting
En trouw zal zijn aan u en daarmee aan de wereld.
En hoor ons nu wij in stilte bidden wat ons bezighoudt:….