Daniël 6

Zondag 27 augustus 2017, Protestantse Gemeente Assendelft

Gemeente van Jezus Christus,

Daniël in de leeuwenkuil. Een prachtig verhaal, zo zo mooi en spannend als dat van David en Goliath en Samsom en Delilah.

Het is geschreven in de tweede eeuw voor de gangbare jaartelling. De macht over Palestina was in handen van de Syrische heerser Antiochus Epiphanes IV. Dat `Epiphanes` betekent: de verhevene, of, de verschenene. Hij die als een God verschenen is. Joden hadden een verschrikkelijke hekel aan hem omdat hij de tempel in Jeruzalem ontwijd had. Hij had in die tempel een beeld laten plaatsen van Baäl der Hemelen, de Syrische versie van de Griekse oppergod Zeus. Eén godsdienst is goed voor de eenheid in het rijk en bovendien vereerden de Joden een God die iets had met gerechtigheid en vrede. Niet bepaald een god waar een gemiddelde potentaat op zit te wachten.

Zijn tegenstanders noemden Antiochus Epiphanes ook wel Antiochus Epimanes. Dat scheelt maar een paar letters, maar het betekent wat anders namelijk: Antiochus de waanzinnige. Hij stond bekend als eigenzinnig, praalziek, ijdel overmoedig en onberekenbaar en duldde geen enkele oppositie.

Het boek Daniël is geschreven tegen deze Antiochus als een soort verzetsliteratuur. Een verhaal tegen de heersende macht. Het verhaal zelf speelt in een andere tijd. Daniël is als balling meegevoerd naar Babyonië en belandt aan het hof van Nebukadnezar dankzij zijn gave om dromen uit te leggen. Hij brengt de Baylonische koningen tot kennis van de God van Israël. Dat is nooit in werkelijkheid gebeurd, maar dat is de droom van Israël. Dat de heersers van deze aarde zich bekeren van hun ongerechtigheid en wreedheid.

Nebukadnezar wordt na zijn dood opgevolgd door Belzassar, en als het met het Babylonische rijk afgelopen is komt Darius aan de macht. Deze Mediër komt buiten de bijbel niet voor, waarschijnlijk heeft hij nooit bestaan behalve in dit verhaal. Het doet er ook niet toe. Het verhaal van Daniël is van alle tijden. De ene machthebber gaat, de ander treedt aan. Maar wie heeft het uiteindelijk voor het zeggen? Wie is er op aarde koning? Dat lijkt me het thema ook in dit hoofdstuk van het boek Daniël. En dat thema is uiterste actueel. Is de macht aan mensen als Trump, Poetin, Kim Jong-Un, of toch aan iemand anders? De kerk wil met de synagoge geloven dat die Ene bijzondere God op aarde koning is en dat je je uiteindelijk aan geen enkele andere macht hoeft te onderwerpen. Hoe erg de machten van het kwaad op aarde ook tekeer gaan, uiteindelijk regeert iemand anders. Dat is een heel apart geloof, maar de synagoge en de kerk wagen het met dèze God.

Koning Darius stelt 120 stadhouders aan en drie ministers aan wie zij verantwoording moeten afleggen. Eén van die drie is Daniël. Als Darius overweegt Daniël aan te stellen over het hele rijk komt de rest in verzet. Ze willen een aanklacht tegen Daniël indienen, er is alleen één probleem, ze vinden niets. Daniël is betrouwbaar en er is in hem geen nalatigheid of iets verkeerds te vinden. En dan bedenken ze, buiten Daniël om, een plan en gaan naar de koning. “Majesteit, wij stadhouders en ministers, we hebben een koninklijk besluit opgesteld. Iedereen die binnen dertig dagen een verzoek richt aan welke god of mens dan ook, behalve aan u, die zal in de leeuwenkuil worden geworpen. Teken het maar, daar bij het kruisje. Een wet van Meden en Perzen, een onveranderlijk vaststaande wet. En u weet het, wetten en regels moeten worden uitgevoerd. “ Anderhalve week geleden werd die moeder van twee kinderen uitgezet omdat ze niet had meegewerkt met de procedures. Toen haar twee kinderen die hier ook al negen jaar wonen en geen ander land kennen weg waren, hebben ze die moeder op het vliegtuig gezet. En toen zei Rutte: “het recht moet z’n loop hebben. Misschien vond die het zelf ook verschrikkelijk, dat weet ik niet, maar ja, wet is wet. Of er nu kinderen verweesd achter blijven of niet.”

Daniël houdt zich niet aan de wet. Zodra hij weet dat het koninklijk bevel ondertekend is gaat hij zijn huis binnen. In het bovenvertrek met open vensters op Jeruzalem bidt hij tot de Eeuwige. Dat bidden in de richting van Jeruzalem noemt Willem Barnard een uiterlijk teken van de innerlijke overtuiging dat er `een andere wereld` en dat er een toekomst is. Een belijdenis tegen de machten van deze wereld. `Gezegend zijt gij koning van hemel en aarde.`

Door dat gebed belandt Daniël in de leeuwenkuil. Zeer tegen de wil van de koning die hem nog probeert te redden. Maar de wet is onverbiddelijk. Daniël wordt in de leeuwenkuil geworpen en de koning zegt: uw God die u voortdurend vereert zal u verlossen. Ik weet niet eens of het spottend bedoeld is. De koning lijkt het er moeilijk mee te hebben. Hij vast de hele nacht, zelfs zijn harem biedt geen afleiding. De kuil waarin Daniël zit is afgedekt met een grote steen en verzegeld met een koninklijk zegel. Als Daniël gered wordt dan is dat tegen alle verwachting in.

Maar er lijkt geen ontkomen aan. Zo gaat het in de wereld: de mensen van goede wil komen om, de oppositie wordt monddood gemaakt, de stem van gerechtigheid het zwijgen opgelegd. Koning Darius kan er niet van slapen. Daniël mag dan nog niet dood zijn, maar die steen op die leeuwenkuil die doet je toch denken aan die megagrote steen voor dat graf van Jezus.

Afgelopen week keek ik naar het programma `Kijken in de ziel` waarin Coen Verbraak militairen interviewde. Allemaal geloofden ze – anders dan tien jaar terug - dat Nederland de komende jaren op één of andere manier betrokken zal raken bij een oorlog. Korea, het Midden Oosten, Rusland…ze waren er niet gerust op.

Daniël in de leeuwenkuil, waar de leeuwen tekeer gaan, waar geen ontkomen aan is. Brullende leeuwen in de wereld, brullende leeuwen in de hoofden van mensen. Het verhaal mag dan verzonnen zijn, de werkelijkheid erachter is meer dan waarachtig. Dat wisten de hoorders in de tijd van Antiochus Epiphanes, dat weten wij vandaag. Dat vrede niet mag zijn, het lijkt een wet van Meden en Perzen.

De volgende ochtend loopt Darius naar de leeuwenkuil. `Daniël, dienaar van de levende God, heeft u God die u voortdurend vereert, u van de leeuwen kunnen verlossen?` En dan antwoordt Daniël: O ​koning, leef in eeuwigheid! 23Mijn God heeft Zijn ​engel​ gezonden en Hij heeft de muil van de leeuwen toegesloten. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden. Ook tegen u, o ​koning, heb ik geen ​misdaad​ begaan.` Opgelucht laat Darius Daniël uit de kuil omhoogtrekken. En Darius schrijft aan alle volkeren der aarde en in alle talen – het lijkt wel Pinksteren: Moge uw ​vrede​ toenemen! de God van Daniël, … Hij is de levende God, en houdt voor eeuwig stand. Zijn Koninkrijk gaat niet te gronde, en Zijn heerschappij duurt tot het einde. 28Hij verlost en redt, Hij doet tekenen en wonderen in de hemel en op de aarde, Hij, Die Daniël heeft verlost uit de klauwen van de leeuwen.

Het is een paasverhaal. Niet minder dan dat. Een verhaal dat wil vertellen dat vertrouwen het wint van kwade machten, dat leven sterker is dan de dood. Een verhaal dat moed wilde geven in een tijd van verdrukking en dat misschien ook wel moed geeft in een tijd als de onze…verhalen als een open venster naar de toekomst, als een open venster naar de stad van vrede.

Tot slot nog één ding: Darius geeft bevel om alle mannen die Daniël openlijk hadden beschuldigd, met hun kinderen en hun vrouwen, in de leeuwenkuil te werpen. En ze hebben de bodem van de kuil nog niet bereikt – u voelt de overdrijving- of de leeuwen maken zich van hen meester en verbrijzelen hun beenderen. Het doe een beetje denken aan het einde van het boek Esther waar de schurk Haman wordt opgehangen aan de galg die hij voor de Jood Mordechai had opgericht. Wij vinden dat tegenwoordig wat al te gortig, maar zo eindigen veel verhalen. Maar als kind vond ik het prachtig dat de boze wolf, nadat de zeven geitjes uit zijn maag bevrijd waren, in de put werd gegooid om nooit meer boven te komen. Zo gaat dat in verhalen met schurken en boeven. Ze hebben niets meer in te brengen, ze kunnen niets meer, het is met ze gedaan. Het verhaal is geen aanmoediging om rotzakken voor de leeuwen te gooien of de doodstraf in te voeren. Integendeel. Het wil alleen vertellen dat God bevrijdt, uit de leeuwenkuil, uit de dood en dat – zoals Johannes schrijft in het boek openbaring – de dood niet meer zal zijn…. verhalen als een open venster naar de toekomst, als een open venster naar de stad van vrede.

Amen.