Diaconale zondag, schrift en tafel, 2 februari 2025, Protestantse Gemeente Wormerveer, Wormer, Jisp
Gemeente van Jezus Christus,
Voor deze diaconale zondag heb ik gekozen voor de alternatieve lezing van vorige week: over de droom van koning Salomo. Het verhaal komt in deze versie uit het boek 1 Koningen dat wordt tot gerekend de profetische boeken - wat wil zeggen die het in die boeken gaat om de vraag naar de Tora – naar Gods weg ten leven – in de praktijk.
Koning Salomo droomt en dromen zijn in de bijbel geen bedrog maar een manier waarop God zich aan mensen kenbaar maakt. In deze droom gaat het om de machtsvraag. In die machtsvraag gaat het erom wie het voor het zeggen heeft, wie er koning is.
De bijbel is daar duidelijk over: die Ene, die God die het volk heeft uitgeleid uit Egypte, die is koning. En als er dan toch een aardse koning is – omdat het volk dat net als de andere volken nu eenmaal wil – dan moet deze zijn koningschap ten dienste stellen van deze God. Deze ene, die een God is – anders zaten we hier niet – van liefde en dienstbaarheid aan mensen. Een God van wie later verteld zou worden dat zijn zoon niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen. Een diaconale God dus, die ook de mens roept tot dienst, tot delen. (Een gans andere, een totaal andere god – zeg ik er maar ten overvloede bij – dan de god waar Trump zich op beroept. De geesten onderscheiden gaf God ons als gebod.)
’s Nachts, in een droom, laat de Eeuwige zich aan Salomo zien. Hij geeft het zijn beminden in de slaap. God zegt: vraag maar, wát zal ik je geven? En dan antwoordt Salomo: U hebt mij wel dienaar gemaakt – dat woord dienaar dat klinkt hier meerdere keren – maar ik ben nog maar een kleine jongen, wie ben ik, geef dan aan uw dienaar een horend hart om over uw gemeenschap recht te spreken, om te onderscheiden tussen goed en kwaad.
Het is een antwoord dat God bevalt. Dat – zo staat er – goed is in ogen van de Eeuwige. Salomo vraagt niet om een lang leven, hij vraagt niet om rijkdom, hij vraagt niet om de dood van zijn vijanden, maar hij vraagt om een horend hart.
Tussen haakjes: in de Verenigde Staten is een president aan de macht die niet vraagt, maar gewoon neemt en er daarbij vanzelfsprekend vanuit gaat dat God wel aan zijn kant staat. De vraag die daarbij opkomt is over welke God hij het heeft. Hoe verhoudt `eigen volk eerst` zich tot het gebod om elkaar lief te hebben en recht te doen?
In Salomo licht iets op van waarachtig koningschap. Hij vraagt dus niet voor zichzelf, maar hij vraagt om een hart dat hoort. Het is een beetje een vreemde uitdrukking – harten plegen te kloppen, niet te horen – maar het is een verwijzing naar de Tora: Hoor Israël, de Eeuwige is één, Je zult liefhebben de Eeuwige en de ander die er net zo één is als jij. Laat dat je levensrichting zijn, laat daar je hart naar uitgaan.
Daar klopt het hart van het Jodendom en daar klopt het hart van de kerk. Leven niet alleen te eigen bate maar vanwege die stem die roept tot menselijkheid.
Als de droom voorbij is stelt Salomo zich op voor de ark met de stenen tafelen, hij brengt een offer en nodigt zijn dienaren voor een drinkfeest.
Dat kwam voor vanmorgen natuurlijk niet slecht uit. In die ark liggen de stenen tafelen, de weg ten leven. Ik ben de Ene die jou bevrijd heeft uit Egypte… blijf bij je bevrijder. Laat hem koning zijn. Dat lijkt Salomo daar met zijn dienaren en dienaressen te vieren.
En als wij straks maaltijd vieren, dan doen we dan iets wat daar alles mee te maken heeft: vieren dat God koning is. Een koningschap dat wij hebben gezien in die andere zoon van David die als geen ander een horend hart had, om te horen en te doen wat geboden is, en die als geen ander het goede en het kwade wist te onderscheiden en het kwade door louter goedheid en liefde overwon.
Op deze diaconale zondag leek mij dat passend: die bede om een horend hart.
Dat God ons dat moge geven,
Amen.