Zondag 2 augustus 2015, Protestantse Gemeente Assendelft
Gemeente van Jezus Christus,
Er is een tijd geweest, en die was heel nodig, dat moralisme volledig uit was. Ook in de kerk. Een soort grote schoonmaak. Het gaat er in de kerk per slot van rekening niet in de eerste plaats te vertellen hoe of het eigenlijk hoort, en al helemaal niet als dat in naam van God gebeurt. Dan gebeuren alleen ongelukken: de naam van God wordt misbruikt en mensen worden klein gehouden of komen buiten te staan.
De moraal is niet de eerste taak van de kerk, al heeft men dat vaak wel zo gezien en ziet men het vaak nog zo. Aan het einde van de negentiende eeuw heeft de filosoof Voltaire eens gespot: God bestaat niet, maar vertel het niet aan het personeel anders jatten ze het bestek. God als karikatuur, als politieagent, als bewaker van goede zeden, noem maar op.
Maar tegelijkertijd zet de bijbel hoog in als het gaat over de mens en zijn handel en wandel. En daar komt nog bij dat inmiddels de moraal soms wel zoek is. Het boek van Joris Luyendijk over de financiële crisis en de rol van de banken is een bestseller. Iedereen weet het wel: zo zijn we niet bedoeld, hiertoe zijn we niet geschapen. Een mens heeft een besef nodig van goed en kwaad, van wat kan en niet kan.
En de kerk heeft dat de eeuwen door ook, naast Israël, gezegd. Dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Niet dat je daar altijd veel van merkt, ook in de meeste kerken niet, maar we houden er wel aan vast.
Paulus die heeft ‘m gezien, die oude nieuwe mens, naar Gods beeld. Hij heeft hem gezien in Christus en hij zegt tegen de gemeente in Efeze, het huidige Turkije, jullie zijn ermee bekleed. Je bent het niet, je valt er niet mee samen, maar je hebt er wel deel aan.
Dat is weleens anders geweest zegt hij tegen de niet-joden die bij die eerste gemeente horen. Jullie weten ook wel hoe dat onder jullie, onder de volkeren, de niet-Joden ging. Die leegte van begrip, die bandeloosheid, dat hele menselijk bedrijf. De richtingloosheid, de zinloosheid.
Hoe actueel klinkt het wat Paulus zegt. De onhoudbaarheid van ons economisch systeem , de voor dat systeem noodzakelijke hebzucht, de stupiditeit van de gemiddelde reclame hoe ontzetten leuk en knap gemaakt sommige reclamespotjes ook zijn.
Jullie, zegt Paulus, wandelen niet meer zoals de volkeren deden. Dat doen jullie niet meer. Daar zit iets dubbels in. Doen we dat niet meer, of zegt Paulus meer iets over hoe het zal zijn. Nu mag alles dan nog gaan zoals het gaat – met Griekenland, en met de vluchtelingen en met de milieuvervuiling – maar ooit zal je niet meer zo wandelen. Je doet het misschien nog wel, alsof het zo makkelijk zou zijn het anders te doen, maar er komt een tijd dan zal het anders wezen.
Dat is bijbels. Dat het anders gaat en dat het anders zal gaan dan zoals het nu eenmaal is. Israël wist dat al veel langer. Die heeft daar ook in zichzelf altijd mee gevochten. Niet zo worden als de volkeren. Ze hebben gehoord van bevrijding uit het slavenland, ze hebben gehoord van gerechtigheid en sociale wetgeving, ze hebben gehoord van beloofd land. Evengoed vertelt het verhaal van Israël hoe dat telkens weer vergeten werd.
Op dat punt speelt het evangelie van vanmorgen, dat gesprek van Jezus met de farizeeën en uit Jeruzalem gekomen schriftgeleerden. Een intern Joodse discussie over de Tora, over de weg ten leven. Het begint ermee dat zij de leerlingen aanspreken omdat ze hun brood met ongewassen handen eten. Je vraagt je als niet-Jood af – waar gaat dit over? – maar het gaat om leven en dood. Al die bepalingen dienen ertoe dat je bij de Eeuwige blijft, dat je leven richting houdt, dat je niet zomaar wat doet. In het al dan niet wassen van handen gaat het om goed en kwaad en de weg die je kiest.
Nu heeft godsdienst, en niet alleen godsdienst, de vreemde eigenschap dat ze absoluut stelt wat absoluut niet het belangrijkste is. Ook de kerk heeft zich vaak druk gemaakt over bijvoorbeeld seksualiteit- en wat wel en niet mocht- terwijl er toch ook heel andere zaken speelden die misschien toch wel heel veel belangrijker waren. Wat Jezus de farizeeën verwijt is dat de menselijke overlevering belangrijker geworden is dan Gods gebod. Als voorbeeld noemt hij de mogelijkheid om niet voor je ouders te zorgen als je in plaats daarvan een gave naar de tempel brengt. Sorry pa, maar ik ben zo druk met de kerk dat ik even niet kan aankomen. Zoiets.
Ik heb de indruk dat de felle woorden van Jezus gaan over de vraag wat nu doorslaggevend is. Het is geen pleidooi om de hele traditie over boord te zetten, maar het gaat om de vraag: wat is je levensweg, wat is doorslaggevend? De bijbel duidt dan aan met het woord `hart`. Bij ons staat het hart voor je gevoel – uit de grond van je hart kan je heel verschillende dingen doen zowel hartgrondig haten als liefhebben – maar de bijbel spreekt wat zakelijker over je hart. Het is je levensrichting. Laat die zuiver wezen, lijkt Jezus te zeggen. Dat er niet al die bagger uit voortkomt.
Maar ja, zo ben ik niet en als ik al zo ben dan is de wereld zo niet. Die mens die leeft uit Gods gebod, die mens naar Gods beeld, die nieuwe mens. Waar is zij, waar is hij? Soms even daar, dan weer niet. Soms is het goed, soms is het kwaad.
Maar zo hebben jullie Christus niet leren kennen, zegt Paulus.
Ja, dat is zo. Het is allemaal nogal onder de maat vaak. Nooit anders geweest. In dat christelijke Europa en in de kerk en in de politiek en op onze pleinen en in onze huizen. Die nieuwe mens, zoals bedoeld, geschapen naar God geschapen. Dat zijn we niet.
En toen die nieuwe mens er wel was is die schandelijk behandeld en later ook. Maar hij, Christus, was en is het wel, - zegt Paulus - in gerechtigheid en heiligheid. En hij heeft ons ermee willen bekleden, als een werkelijkheid, een belofte. Zo ben je bedoeld, zo is de aarde bedoeld. Zo ben jij, zo zal jij zijn… Je bent het, meer ondanks dan dankzij jezelf. Je hebt er deel aan.
Paulus heeft die nieuwe mens ontmoet. Of beter gezegd, die nieuwe mens is hem overkomen. Dié mens, sterker dan de dood. In die éne mens, in Christus, heeft hij het vertrouwen gekregen, het geloof. Nu nog, soms even, die nieuwe mens…. dan weer niet. Nog altijd bedreigd, nog altijd trekt hij aan het kortste eind en sterft de dood. Alsof het nooit zal zijn, alsof het nooit is geweest, die mens naar Gods beeld.
Maar laten we het vertrouwen levend houden in die van God gegeven mogelijkheid: in de nieuwe mens. In het mens-zijn zoals door God bedoeld. Het is voor ons misschien soms onmogelijk daarin te geloven terwijl het voor God de enige mogelijkheid is. En vooralsnog heeft God het voor het zeggen, ondanks alles, en zijn wij het, zullen wij het zijn: mensen naar Gods beeld.
Zie het oude is voorbijgegaan. Dat we mogen leven in uit die verwachting, een nieuwe hemel en meer nog, een nieuwe aarde. Amen