Handelingen 2, 1-11 en lezing uit Ruth
Gemeente van Christus,
Het boekje Ruth gaat over een Moabitische vrouw, een niet-joodse, die wil schuilen onder de vleugels van de God van Israël. De synagoge leest het op het Wekenfeest, vanouds een oogstfeest maar later tot op vandaag het feest van de gave van de Tora.
Waar de synagoge met Pinksteren de gave van Gods weg ten leven viert, daar vieren wij, ja, wat anders dan dat wij – niet joden- mogen schuilen en mogen leven onder de vleugels van de God van Israël. En weer, zo horen we in Handelingen, is daar net zoals op de berg Sinaï bij de gave van de Tora, het vuur als teken van Gods overweldigende aanwezigheid.
We mogen dus delen in dat verbond. Een gedachte die Israël niet vreemd is. Een Joodse vertelling verhaalt dat de Tora op Sinaï klonk in zeventig talen. In alle talen van de wereld, voor alle volkeren. En dat wordt werkelijkheid op dat Joodse Pinksterfeest in Jeruzalem. De pelgrims zijn naar de stad gekomen. Joden en proselieten, niet-joden die zich net als Ruth door de God van Israël aangesproken weten. Er is naar Jezus’ opdracht gevast en dan wordt plots de geest vaardig. Zij spreekt over de daden Gods en, o wonder, een ieder verstaat het in zijn of haar eigen taal.
Het is een wonderlijke taal, nog vreemder dan de taal van iemand die dronken is. Een taal niet uit deze wereld. Een taal die ons geleerd wordt vanaf Genesis 1 waar de geest van God zweeft boven de wateren als een vogel onder haar jong dat vliegen leert om het als het valt op te vangen. Haar vleugels dragen zoals ze ook beschutting bieden aan een mens op een aarde woest en ledig, tohoe wa bohoa zoals het dreigend klinkt. Een geest die we ook niet los kunnen verstaan van Christus. Dat wordt wel vaak geprobeerd maar dan wordt die geest vaag, vrij zwevend als woorden die tot niets verplichten, geen uitweg bieden, geen weg ten leven. Als een onbegrijpelijk dogma als dat van de Drieenheid ergens goed voor is dan is het het bij elkaar houden van de God van Israël, Jezus en de Heilige Geest. Want waar we, me dunkt, behoefte aan hebben – niet alleen vandaag in alle verwarring maar altijd – dat is samenhang. Niet de vrije zinnigheid en onzinnigheid, al moet ieder dat uiteraard voor zich weten, maar een taal die richting geeft, die zegt wat ertoe doet, waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat. Ga je naar Moab of naar Bethlehem. Keer je terug, en zo ja, waar naartoe? Er is niets aan te merken op de keuze van Orpa, haar terugkeer naar haar volk en haar goden. Orpa gaat de weg die we kennen en die voor de hand ligt. Wat hebben we anders te verwachten dan wat ons vertrouwd is. We moeten of we willen of niet terug naar onze economische groei en onze tripple a status behouden. We moeten terug naar een politiek met een sterk middenveld. We moeten terug naar onze eigen identiteit al weet geen mens meer wat die identiteit inhoudt. Nee, geen kwaad woord over Orpa, ondanks, vaak oudere, theologische commentaren die haar graag de les lezen. De weg van Orpa ligt ons na, zoals ons hemd nader is dan de rok.
Maar vanouds is er ook andere weg. Heel veel vreemder en ongebruikelijker. De weg van Abram, Israël en die ene zoon van Israël: Jezus van Nazareth. De belichaming van die weg. Niet alleen de weg zelve maar ook degene die die weg ten einde gaat. Begeesterd, om het met een germanisme te zeggen, door Gods weg ten leven. Ga, ga naar het land dat ik je zal laten zien! Gods Geest vaardig over hem. Een Geest zo niet te vergelijken anders dan wat dan ook dat we haar heilig zijn gaan noemen. Heilig: apart, anders, niet te bezoedelen.
Die Geest daar kunnen we geen vat op krijgen. Ze waait waarheen ze wil en eerder dan dat we haar vlucht bepalen bepaalt ze onze gang, onze weg. Ze doorademt de teksten waarvan later bepaald werd dat ze in de bijbel moesten komen, oude en nieuwe testament. Teksten die in alle verscheidenheid dezelfde geest ademen. Horen we die geest in dat wonderlijke besluit van Ruth om niet terug te keren naar haar volk en haar goden, horen we die geest in dat wonderlijke verlangen om de schuilen onder de vleugels van de god van Israël? Een plattelands idylle ontvouwt zich in een paar hoofdstukken.
Hoe bitter is het begin dat in de verte doet denken aan het boek Job. Het verlies van je man, van twee kinderen. Het gehuil, de hopeloosheid, de verbittering. En dan het leven van een Moabitsche in Bethlehem, zou dat leven kansrijker zijn dan van de eerste de beste asielzoeker die door de procedure komt en hier een nieuw bestaan moet opbouwen? Bollen pellen, aspergesteken, de randen van de welvaart afzoeken naar een beter leven. Het enige dat er was, dat dan weer wel, dat was de Tora die zei dat er niemand in je midden armoede mag lijden.
Gods eigen lenteakkoord reikt nog verder, dieper. De zorg voor de armen, de verantwoordelijkheid voor je broeder of zuster als beeld Gods, zijn geworteld in Gods eigen ontferming. De hoop op een beter leven reikt verder dan de hoop dat je het wel zult redden. Vooralsnog is daar in het begin van Ruth nog niet zo heel veel van te zien. Naomi beschrijft zichzelf als leeg teruggekeerd, verbitterd. Voor een buitenstaander lijkt dat misschien soms overdreven – je hebt Ruth nog - maar dat is wat het leven soms doet: de werkelijkheid zo donker kleuren dat er geen morgen, geen toekomst lijkt te zijn. Een verhaal als dat van Ruth kijkt ook daar in dat gewone en vaak verschrikkelijke leven verder of dieper. We weten niet hoe, de werkelijkheid verandert niet, maar er begint iets te dagen ook al kun je er niet bij.
Een andere geest die zich een weg zoekt, een plek zoekt om te landen als het water al ver boven je lippen staat. Misschien vind je genade op de akker, een mens die je zegent. Begin van oogst, een weg ten leven. Misschien niet de blijdschap die bij Pinksteren lijkt te horen, de in deze wereld soms cynisch aandoende blijdschap, maar misschien toch ook weer wel een ondanks jezelf, door de geest daartoe aangezet zingen met heilig vuur. Een bezingen van deze dag. Omdat we niet alleen zijn, aan onszelf overgeleverd. Omdat we mogen leven onder de vleugels van Israëls God die grote dingen doet. Nu en alle dagen. Amen.
Kyrie
Gij, God die wil zijn in ons midden
Geest van liefde en barmhartigheid
Geest die draagt en beschermt
Geest die aanspoort
Geest die leven doet
U bidden wij om uw Geest
waar de geest van mensen gebroken is, gebroken wordt,
Door grote en kleine oorlogen, door armoede, door onderdrukking, door ziekte
Zo roepen wij:
Omdat uw geest niet de enige geest is die hier in ons midden waait
Maar ook de
De geest van economische wetten geheel in bezit nemen
die mensen in armoede storten en aanzetten tot geweld
Geesten die maken dat we het goede laten en het verkeerde doen
Geesten waarmee we aan de kant drukken of aan de kant gedrukt worden
Geesten van religieus en politiek fanatisme
Geesten van intolerant nationalisme
Geesten die het leven in de weg staan.
Tegen al die ongeesten die als goden over ons heersen
Roepen wij:
Omdat onze werkelijkheid zo gesloten is
Enkel hier en nu
En toekomst vaak gesloten
Bidden we om uw Geest
Bewoon de aarde, bewoon mensen,
Vergeef onze schuld
Doe ons opstaan, doe ons leven,
Doe ons delen in U
Zo roepen wij:
Zondagsgebed
Onder uw vleugels willen wij wel schuilen
Hoe vreemd u ons ook bent
En vaak onverstaanbaar
In uw Geest willen wij wel leven
In het vertrouwen
Dat u de liefde en de goedheid zelve bent
De opstanding en het leven
Daarom bidden we om uw Geest
Door Hem die ten einde toe in uw Geest leefde,
Jezus Christus onze Heer.
Amen.
Wij danken U
Om uw woord
Om uw geest
Die toekomst opent, die draagt, die beschermt,
Die aanspoort, die doet opstaan
Wij danken om uw geest
Die we vermoeden waar mensen elkaar goed doen
Waar mensen zichzelf en elkaar weer vinden
Waar mensen crises te boven komen
Waar mensen elkaar tot troost en bemoediging zijn
Waar mensen elkaar verstaan
Wij danken om uw geest.
Die we vermoeden
Waar iets van uw liefde straalt in ons leven
Wij danken om uw geest
Die we vermoeden
Waar het gewone leven z’n gang gaat
Waar het vredig is en goed
Wij danken om uw Geest
Die we vermoeden
Waar mensen niet alleen leven voor zichzelf
Maar ook voor elkaar
En nu moeten we ook wel weer bidden
Voor waar we die geest missen
En waar het leven bitter is
En het leed onuitsprekelijk
Voor waar we die geest missen
In afschuwelijke gebrokenheid
En onbegrip en haat
Voor waar we die geest missen
In onze domme fouten en onvermogen
Voor waar we die geest missen
Omdat we moe zijn
Bidden we om uw Geest, wees onder ons, hier op aarde
En hoor ons wanneer we in stilte bidden…..
Onze Vader