Mattheüs 28, 16-20 (Trinitatis)

Zondag 15 juni 2014 - zondag Trinitatis - Protestantse Gemeente Uitgeest-Akersloot

(Mattheus 28, 16-20 & Ex 34, 4-9)

Gemeente van Jezus Christus,

De kerk heeft er eeuwen over gedaan maar in 451 was het zover: op het concilie, op die kerkvergadering van Chalcedon – een havenstad in Anatolië, in het huidige Turkije – werd het dogma van de Drie-eenheid vastgesteld. Vader, Zoon en Heilige Geest. Één wezen, drie personen.

Ik vertel dat omdat het vanmorgen zondag Trinitatis is, zondag van de Drie-eenheid. Een zondag die men zo rond het jaar duizend bedacht heeft. De kerk heeft haar feesten gevierd: Kerstmis, Pasen, Pinksteren en op deze zondag op de helft van het kerkelijk jaar sluit zij die periode af met een afsluitend feest – een slotakkoord – het feest van de Drievuldigheid.

Misschien denk u, het interesseert mij helemaal niets. Één en één en één is bij mij nog altijd drie en bovendien heb ik helemaal niets met dogma’s, maar ik wil u toch vragen er nog even bij te blijven. Ik dacht precies hetzelfde toen ik in mijn eerste studiejaar met dat zogenoemde trinitarisch dogma lastig gevallen werd. Ik dacht: hadden ze niets beters te doen in die eerste eeuwen dan een paar eeuwen lang steggelen over de Drie-eenheid. Ik vond het zeer vervelend, snapte er helemaal niets van en kon de stof maar nauwelijks in mijn hoofd krijgen.

In de loop van de tijd ben ik het beter gaan begrijpen. Wat die mensen in hun wijsheid en onwijsheid bezighield dat was de vraag: hoe kun je spreken over God? Dat lijkt niet zo moeilijk, de mens is ongeneeslijk religieus en het is met God net als met voetbal, iedereen heeft er wel wat over te zeggen. Maar over God spreken op zo’n manier dat je God recht doet, dat is lastiger. Dat is misschien wel onmogelijk. Maar ja, over God zwijgen is geen optie, dus we wagen het erop tot op vandaag. En met die vroege kerk zegt de kerk nog steeds dat die Éne God zich kenbaar heeft gemaakt als Vader, Zoon en Heilige Geest en dat die drie geen duimbreed van elkaar wijken. Het is nooit zo dat de Geest iets fluistert of dat de zoon iets doet waarvan de Vader denkt `dat had ik nooit zo gezegd of gedaan.`

Dat is, heel kort door de bocht gezegd, wat de kerk in die eerste eeuwen uiteindelijk concludeerde. En dat betekende dat de kerk daarmee de Éénheid van God ook beschermde. God uit één stuk. God ook die zichzelf genoeg is. Een God die in zichzelf relatie is, niet eenzaam, maar die uit vrije keus liefde en goedheid God met ons wil zijn. De theoloog Karl Barth – kerkvader van de 20e eeuw - schreef het zo op: Uit de overstromende liefde en goedheid binnen die Drie-eenheid wil God nu ook dit leven buiten Zichzelf aan Zijn schepsel de mens gunnen: de leer van de Drie-eenheid is daarom des te meer een reden ons te verbazen over de tot ons uitgaande liefde van deze Drie-enige God en Hem daarvoor te danken en te loven!

Zondag Trinitatis dus. Slotakkoord van de eerste helft van het kerkjaar waarop we vanmorgen het slotakkoord horen van het evangelie naar Mattheüs. Krachtig, vier verzen. De vrouwen, de getuigen van de Opstanding, hebben de leerlingen opgespoord en hen- namens de opgestane Jezus - gezegd naar Galilea te gaan. En als ze Hem zien aanbidden ze hem, maar zo staat er, sommigen waren beschroomd. Er staat niet zozeer dat ze twijfelden als wel dat ze een beetje een beschaamd gevoel hadden. Dat kun je zo hebben als mens tegenover God. Je gelooft het allemaal niet zo, je twijfelt aan alles, je leef je leven zeker niet altijd heven helemaal zuiver. Dus als Jezus dan toch voor je staat, Ik ben met jou, Immanuel, ja, dan ben je daar toch wat verlegen mee. Maar goed, het is God, dus hij trekt zich daar niet teveel van aan en zegt: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Niet Assad, niet de Europese Unie, niet Poetin, nee geen mens is alle macht gegeven dan deze vermoorde mens van wie verteld wordt dat hij is opgewekt. De evangelist Mattheüs schildert hem naar nhet beeld van de Mensenzoon uit het bijbelboek Daniël waarin staat: Hem werd volmacht gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige… (Dan 7, 14).

En als dat zo is, als déze ene, alle macht heeft dan mogen de volken het leren. Al deze woorden die Jezus in gesproken heeft, maar die hij ook in wat hij deed belichaamde. Al deze woorden in wat hij gezegd heeft, wie en wat hij aanraakte, in wat hij deed, in wat hij geloofde…de liefde van zijn vader, moeder in de hemel, de woorden die de Eeuwige aan Mozes gaf…leer het aan de volken. En doop ze in die richting, naar de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zodat je weet waar je uit leeft en waar het naartoe gaat. Die God uit één stuk. En als je het kwijt bent, dat hele geloof, die hele richting, weet dan: Ik ben met jou al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Ik ben met jou totdat de Eeuwige in ons midden en in ons woont…zonder einde. In Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen

(Psalm 8, lied 706, lied 117a: 2, U komt de lof toe, lied 362, lied 867)