Mattheüs 4, 1-11& Genesis 3, 1-9

Zondag 26 februari 2023, Invocabit, Protestantse Gemeente Wormer


Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vanmorgen wilde ik de overdenking beginnen met een verhaal:

Rabbi Salman een belangrijk vertegenwoordiger van de Chassidische beweging, een Joodse orthodoxe, mystieke stroming ontstaan in Oost Europa, zat gevangen in Sint Petersburg. Op een dag kwam de hoofdman van de gendarmerie zijn cel binnen. Hij zag het indrukwekkende en stille gelaat van de in gedachten verzonken rabbijn en begon een gesprek over wat bij het lezen van de Heilige Schrift bij hem was opgekomen. Tenslotte vroeg de hoofdman de rabbijn: “Hoe moet het toch worden opgevat dat God, de alwetende, tot Adam spreekt: Waar ben je?”

Geloof je, antwoordde de rabbijn, dat de schrift eeuwig is en ieder tijdperk, elk geslacht en iedere mens omvat? Dat geloof ik, zei hij. Welnu sprak de rabbijn, te allen tijde richt God zich tot elke mens: waar ben je in de wereld? Zovele van de u toegemeten jaren zijn verstreken, hoever zijt gij ondertussen gekomen in uw wereld? Zo zegt God bijvoorbeeld: zesenveertig jaar hebt gij geleefd, waar staat ge nu? Toen de hoofdman het getal van zijn levensjaren hoorde, hij was 46, vermande hij zich, legde de rabbijn een hand op de schouder en riep: Bravo! Maar zijn hart beefde.

 

Wat dit verhaal, opgetekend door de Joodse denker Martin Buber duidelijk maakt is dat de vraag aan Adam een vraag is , voor iedere tijd, aan ieder mens persoonlijk. Waar ben je in jouw wereld, waar ben je met je leven?

 

Het bijbels mensbeeld ziet de mens als verantwoordelijk. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis is hij geroepen om antwoord te geven, om op God te lijken in het doen van gerechtigheid en het betonen van liefde.

 

Over die roeping horen we hier in de kerk steeds opnieuw. Niet dat ons antwoord nu altijd zo geweldig is, niet dat we niet aan de nodige verzoekingen bezwijken, niet dat we geneigd zijn tot alle goeds – integendeel misschien wel - maar we menen iets gehoord te hebben. De stem van een God die ons niet aan onszelf overlaat, maar die ons verantwoordelijk stelt. Adam, dat betekent mens, waar ben je? Hoe is jouw weg?

 

De mens bij uitstek die op die stem antwoord heeft gegeven is Jezus. Direct na zijn doop  wordt hij door de geest weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden door te duivel. Je zou verwachten dat de Geest hem bij die duivel zou weghouden, maar het tegendeel is waar. Laat het er maar op aankomen, lijkt die Geest te denken.

Laat maar duidelijk worden wie van die twee sterker is. In de woestijn worden we getuige van een potje geestelijk handje drukken, met als inzet de spannende vraag of dat Woord van deze God het houdt of niet. Of het overeind blijft waar  honger geleden wordt, waar het bestaan onbeschut is en het kwaad oppermachtig lijkt.

 

Eerst nog iets over die tegenspeler, die duivel, hij heet in het Grieks `diabolos`, wat zoveel betekent als `hij die door elkaar gooit`. Degene dus die verwarring sticht, waardoor je uiteindelijk niet meer weet wat goed en kwaad is, wie het aanbidden waard is en wie niet. Zo spreken we van een duivels dillema als iets onduidelijk is, als goed en kwaad door elkaar lopen, of als je niet weet of iets nu goed of kwaad is.

Die wapenleveranties aan Oekraïne bijvoorbeeld. Ik ken alle goede argumenten voor, het kwaad moet bestreden worden, de vrijheid is een groot goed, maar als ik bedenk hoeveel mensenlevens de oorlog dagelijks kost en dat het einde van de oorlog bij lange na niet in zicht is, wordt het mij koud om het hart. Een ander voorbeeld: veel producten in de winkels worden geproduceerd door mensen die zwaar onderbetaald worden, mensen die leven net op of onder de armoedegrens. Koop je die producten niet dan hebben ze geen inkomen. Toch ben je liever niet medeplichtig aan dit onrecht.

 

De werkelijkheid zit niet alleen vol duivelse dillema’s, maar ze is zelf soms duivels.

 

Wat de duivel wil dat is dat Jezus die werkelijkheid  - de vrede, de strijd, de honger en dorst, vragen en angsten, kommer en koorts - ontloopt, uit de weg gaat. Eerst voert hij daartoe een God ten tonele waar je eigenlijk niet in geloven kan.

Een God die stenen in brood verandert en die ervoor zorgt dat je door het leven komt zonder dat je, zoals psalm 91 zegt,  je voet stoot aan een steen, een God dus die ervoor zorgt dat je  zonder butsen en schrammen op te lopen door het leven komt.

 

Geloof je in zo’n God, dan is de kans levensgroot dat je vroeg of laat bedrogen uitkomt. De enige manier om het wereldvoedselprobleem op te lossen is rechtvaardigheid en, zo weten we inmiddels, het tegen gaan van klimaatopwarming en overbevolking. Daar helpt vooralsnog geen God aan. En door het leven komen zonder  `je voet te stoten aan een steen’ is maar een enkeling gegeven.

 

En die werkelijkheid, hoe ingewikkeld en pijnlijk ook, die gaat Jezus aan. Hij bedankt dan ook voor de verzoekingen om stenen in brood te veranderen en zich van het hoogste deel van de tempel naar beneden te storten omdat Gods engelen hem wel zouden opvangen.

 

Wat Jezus direct na zijn doop, aan het begin van zijn weg, in de woestijn doet dat is antwoord geven op die aloude vraag: Adam, mens, waar ben je?

 

En Jezus, die wij Gods zoon noemen zegt, ik ben hier in dit gewone bestaan, waar andere mensen zijn. Waar stenen niet in brood veranderen. Ik ben hier waar het leven soms verschrikkelijk pijn doet en mensen soms maar amper of niet kunnen geloven in een God die hen opvangt. Daar in al die gebrokenheid, daar ben ik, daar is God. Tot in die vraag,  waarom God jou verlaten heeft.

 

De duivel nam Hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde Hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik U geven als U zich voor mij neerwerpt en mij aanbidt.’ Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen Hem.”

 

En wat is dat anders dan luisteren naar de vraag `Adam, waar ben je?`

 

En dan antwoord geven, met vallen en opstaan, hem achterna.

 

Amen.