1 Koningen 21

Zondag 20 september 2015, Vredeszondag, Protestantse Gemeente Assendelft

Gemeente van Jezus Christus, Nabot is niet iemand van lang geleden. Hij leeft vandaag.In 1995 bezocht ik met mijn toenmalige vrouw Indonesië. Een bezoek aan een van haar kennissen heb ik verwerkt tot het volgende verhaal.

‘Vroeger waren we hier in Ratatotok aan de oostkust van Noord-Sulawesi, het vroegere Celebes, rijk. Niet dat we veel geld hadden, maar bijna iedereen had op de heuvel aan de rand van ons dorp een stukje vruchtbare grond. Daar verbouwden wij groenten en fruit. We hadden er genoeg aan.

Dat was belangrijk want de enige weg naar Ratatotok is onverhard, vol kuilen, en verandert bij regen in een modderpoel. Maar toen werd ontdekt dat er in de heuvel waar wij onze tuintjes hadden goud zat. Ze vroegen ons of we onze grond niet wilden verkopen. Ze boden een in onze ogen astronomisch hoog bedrag en wij gingen akkoord. Na twee jaar was ons geld op. Nu niemand een eigen tuin meer heeft zijn groente en fruit schaars. De prijs is zes keer over de kop gegaan. Ik woon met mijn gezin net als vroeger in een klein huis. Eén kamer met een zinken dak, een keukentje en een toilet met afvoer op de goot die naast de straat loopt. Ik beklaag me niet, maar sinds we onze grond kwijt zijn, zijn we arm. Waar vroeger onze tuintjes lagen is nu de goudmijn. Eigendom van buitenlandse investeerders. Van die goudmijn loopt de enige geasfalteerde weg in onze regio direct naar de kust. Vandaar vervoeren de schepen ons goud. De winst gaat naar de familie Soeharto en het buitenland. En in de goudmijn werken alleen witte mensen. Buitenlanders. Zij wonen in mooie chalets op de heuvel. Ze hebben daar ook een zwembad met lichtjes in de wanden. Ik had nog nooit zoiets gezien.

Ik koop niet dagelijks goud, maar als ik iets koop waar goud in zit dan zou dat goud uit Ratatotok kunnen komen. Van mijn mobiele telefoon weet ik zeker dat er grondstoffen in zitten die mensen gedolven hebben met gevaar voor eigen leven. Zoals ik er ook gerust van uit kan gaan dat een deel van mijn kleding door kinderen in de derde wereld in elkaar gezet is. En bij de teelt van het katoen zijn bestrijdingsmiddelen gebruikt die bij ons al tientallen jaren verboden zijn, niet alleen slecht voor het milieu maar nog meer voor de mensen die de katoen plukken.

De bijbel is een actueel boek. Naboth staat voor het besef dat de aarde niet ons eigendom is. De aarde en haar volheid zijn des Heren  koninklijk domein. De aarde is van de Heer, de enige die het waard is om koning genoemd te worden. Nabot weet dat. Als Achab vraagt om zijn wijngaard dan zegt hij: `De Heer verhoede dat ik het erfdeel van mijn vaders aan jou zou geven.` Misschien wil Nabot koning Achab best gehoorzamen, maar hij kan het niet. Hij kan het niet omdat hij weet dat zijn wijngaard niet zijn privéeigendom is. Later als Achab thuis bij Izebel verslag uitbrengt verdraait hij Nabots woorden.  `het erfdeel van mijn vader` vervangt hij door `mijn wijngaard`. Want dat is de taal van Achab en Izebel. De taal van bezit, de taal van hebben, de taal van nemen.En iedereen gaat mee in die taal. Niet alleen de zonen van Belial, dat wil zeggen de zonen van het kwaad, maar ook de oudsten en de notabelen van de stad. Terwijl het volk erbij staat wordt Naboth na een schijnproces naar buiten gebracht en gestenigd.

Het gebeurde, toen Izebel hoorde dat Nabot was gestenigd en gestorven dat Izebel tegen Achab zei:Sta op en neem de wijngaard van Nabot de Jizraëliet, die hij weigerde jou voor zilvergeld te geven, in bezit. Want Nabot leeft niet meer, hij is gestorven.En dan staat Achab op en daalt af. Dat afdalen dat moeten we niet alleen letterlijk nemen. Het heeft ook te maken met de vraag hoe diep je kunt gaan, hoe diep je als mens kunt zinken. Nou, heel diep. Achab daalt af om in bezit te nemen de wijngaard van Nabot.

En zoals dat afdalen niet alleen een letterlijk afdalen is, zo is die wijngaard niet alleen een wijngaard. Die wijngaard staat in de bijbel voor het land van belofte, voor het goede aardse leven en de menselijkheid. Daar weet Achab niets van. En voor zover hij er al iets van weet, zijn vrouw Izebel weet er in ieder geval niets van. En daarom helpt ze hem ook een beetje. Je kan nu wel een beetje gaan mokken en hongerstaken omdat Nabot niet luistert, maar mijn moeder zei het al, wie niet luisteren wil die moet maar voelen. Je bent koning of je bent het niet. Laat nu eindelijk eens zien wie de baas is. In een goed huwelijk staat een vrouw achter haar man en een man achter zijn vrouw. Je helpt elkaar een beetje,  een steuntje in de rug.

Maar kan dat nu allemaal zomaar? Dat Nabot sterft en dat Achab en Izebel vrijuit gaan, dat er geen recht wordt gedaan? ‘Geef vrede Heer, geef vrede, de aarde wil slechts strijd. Al wordt het recht beleden de sterkste wint het pleit’ (lied 1010). Staat er iemand op omwille van de vrede? In de bijbel horen we de stem van God die vrede is. Niet dat ik die stem in het journaal vaak hoor, of dat ik een uitweg zie. Maar deze stem zegt dat de aarde beloofd land zal zijn, een wijngaard. Deze stem zegt dat het laatste woord niet is aan Achab en Izebel, niet aan het bezit, niet aan de economie die neemt en dood.

 

Het woord van de Heer kwam tot Elia de Tisjbiet, zeggende: Sta op, daal af naar  Achab de koning van Israël, in Samaria, in de wijngaard van Nabot, Waarheen hij is afgedaald om die in bezit te nemen. Elia daalt af. God daalt af, hoe diep we ook gezonken zijn. Hij daalt af om in de wereld aan het woord te komen. Wat Elia zegt klinkt hard, is hard.Kwaad wordt met kwaad vergolden. Sterke mannen worden muurpissers die hun langste tijd hebben gehad.De bijbel staat vol met dit soort teksten.Laten we ze verstaan als teksten die een oordeel uitspreken. Het zal niet meer bestaan, het is onbestaanbaar, dat de aarde privé bezit is van een kleine groep rijken, het is onbestaanbaar dat het onrecht geen einde heeft, het is onbestaanbaar dat het nooit zal komen: beloofd land waar recht wordt gedaan en vrede woont. Als Elia bij Achab komt heeft deze direct door met wie hij te maken heeft: Je hebt mij gevonden, mijn vijand. Dat wij gevonden worden, hoe diep we ook zijn afgedaald. Gevonden door God die ons  tot mensen maakt. Geef de wijsheid en de moed tot vrede. Vernietig het kwaad in ons en in deze wereld. Van Ratatotok tot Assendelft, van Syrië tot Eritrea, van Jeruzalem tot aan het einde der aarde. Uw koninkrijk kome. Amen.

Vertaling

1

Het gebeurde na deze dingen:

Nabot de Jizreëliet had een wijngaard in Jizreël

Bij het paleis van Achab de koning van Samaria

2

Achab zei tot Nobot:

Geef mij jouw wijngaard

En die zal mij tot moestuin zijn

Want ze is dicht bij mijn huis

En ik zal jou in plaats daarvan geven

Een wijngaard beter dan deze

En als het voor jou beter is

De waarde in zilver

3

Nabot zei tot Achab:

De Heer verhoede

Dat ik het erfdeel van mijn vaders

Aan jou zou geven

4

Achab kwam in zijn huis

kwaad en verontwaardigd

door het woord dat Nabot de Jizraëliet

tot hem gesproken had.

Ik zal jou niet geven het erfdeel van mijn vader

Hij ging op bed liggen, draaide zijn gezicht weg

En wilde geen brood eten.

5

Maar Izebel zijn vrouw kwam bij hem en zei:

Waarom is jouw geest zo bedroefd

Dat jij geen brood eet?

6

Hij zei: omdat ik gesproken heb met Nabot de Jizraëliet

en zei:  geef mij jouw wijngaard voor zilvergeld

of als het jou beter bevalt

geef ik jou een andere wijngaard.

Maar hij zei:

Ik geef jou mijn wijngaard niet.

7

Izebel zijn vrouw zei tot hem:

Jij, regeer jij niet over het koninkrijk van Israël?

Sta op, eet brood en wees vrolijk in jou hart

Ik zal jou de wijngaard van Nabot de Jizraëliet geven!

8

Zij schreef brieven in Achabs  naam en verzegelde die

Met zijn zegel.

En zij verzond deze naar de oudsten en notabelen van de stad

Die met Naboth daar woonden

9

En zij schreef: roept een vasten uit

en laat Nabot zitten aan het hoofd van het volk

10

En laat twee zonen van Belial voor hem zitten

Zij zullen tegen hem getuigen

Jij hebt God en de koning gelasterd

Zij zullen hem naar buiten brengen, stenigen

En hij zal sterven.

11

En de oudsten en notabelen die in de stad woonden deden zoals Izebel hen in de brieven die zij verzonden had, had geschreven.

12

Zij riepen een vasten uit en zetten Nabot aan het hoofd van het volk.

13

Er kwamen twee mannen binnen, zonen van Belial.

Zij gingen voor hem zitten en de mannen van Belial getuigden tegen Nabot.

In tegenwoordigheid van het volk zeiden zij:

Nabot heeft God en de koning gelasterd

Zij brachten hem naar buiten,

Stenigden hem met stenen

En hij stierf.

14

En zij zonden Izebel een bericht:

Hij is gestenigd en hij is dood

15

Het gebeurde,

Toen Izebel hoorde dat Nabot was gestenigd en gestorven

Dat Izebel tegen Achab zei:

Sta op en neem de wijngaard van Nabot de Jizraëliet, die hij weigerde jou voor zilvergeld te geven, in bezit.

Want Nabot leeft niet meer,

Hij is gestorven.

16

En het gebeurde

Toen Achab hoorde dat hij gestorven was

Dat Achab opstond om af te dalen

Naar de wijngaard van Nabot de Jizraëliet

Om deze in bezit te nemen.

17

Het woord van de Heer kwam tot Elia de Tisjbiet, zeggende:

18

Sta op, daal af naar  Achab de koning van Israël, in Samaria, in de wijngaard van Nabot,

Waarheen hij is afgedaald om die in bezit te nemen.

19

En spreek tegen hem, zeggende:

Zó spreekt de Heer

Jij hebt gedood en in bezit genomen.

En jij zult zeggen:

Zó spreekt de Heer

Waar de honden het bloed likken van Nabot

Zullen de honden jouw bloed likken, ook dat van jou.

20

En Achab zei tot Elia:

Je hebt mij gevonden, mijn vijand?

Hij antwoordde:

Ik heb je gevonden omdat jij jezelf hebt verkocht om te doen wat kwaad is in de ogen van de Heer

21

Zie, ik zal kwaad over jou brengen

Ik zal jou nageslacht wegvagen

En afsnijden van Achab

Wat tegen de muur pist

De gevangenen en vrijen in Israël

22

En ik zal jouw huis prijsgeven

Als het huis van Jerobeam de zoon van Nebat

En als het huis van Baäsja de zoon van Achia

Vanwege het provoceren, waarmee jij het huis van Israël geprovoceerd hebt om te zondigen

23

En ook Izebel, spreekt de Heer zeggende,

De honden  zullen Izebel eten

Bij de stadsmuur van Jizraël

24

De honden zullen eten

degenen van Achab die sterven in de stad

De vogels in de lucht zullen eten

wie sterven op het veld

25

Er was nooit iemand als Achab

Die zichzelf zo verkocht om te doen wat kwaad was in de ogen van de Heer

Omdat zijn vrouw Izebel hem oproerde

26

En hij heeft gruwelijk gehandeld

Door de afgoden achterna te gaan

Zoals alle Amorieten hebben gedaan

Die de Heer heeft verdreven

Voor het zicht van de kinderen van Israël

27

Het gebeurde

Toen Achab deze woorden hoorde

Dat hij zijn kleren scheurde

Jute zak over zijn vlees trok

En vastte

Hij lag in het jute

En gaat traag

28

Het woord van de Heer

kwam tot Elija de Tisbiet

zeggende:

heb jij gezien hoe Achab zich

voor mijn aangezicht vernedert?

Omdat hij zich heeft vernederd voor mijn aangezicht

Zal ik het kwaad niet brengen in zijn dagen

Maar in de dagen van zijn zoon zal ik het kwaad brengen over zijn huis.