Zondag 21 januari 2018. 3e na Epifanie, Protestantse Gemeente Assendelft
Gemeente van Jezus Christus,
Het Woord van de Heer was schaars in die dagen, geen visioen brak door. In die situatie wordt Samuël geroepen, zoon van Hanna die onvruchtbaar was omdat de Heer haar baarmoeder had toegesloten. Als Samuël zich als tempelwachter in de plaats van de halfblinde Eli, in de nabijheid van de ark Gods te slapen heeft gelegd, roept de Heer hem tot driemaal toe. Uiteindelijk gaat Eli een licht op en instrueert Samuël dat hij moet zeggen: Spreek Heer want uw knecht hoort. De oude priester Eli weet van de omgang met God. Het woord knecht geeft aan dat er in alle dorheid en vruchteloosheid weer iemand bereid is om te horen en om te gehoorzamen.
Een welkom nieuw begin dus, deze Samuël. Eindelijk iemand die het Woord weer zal laten klinken, eindelijk iemand die de onvruchtbaarheid doorbreekt.
De lezingen van vanmorgen staan niet toevallig naast elkaar. Even onvruchtbaar is de situatie die Marcus beschrijft. Nadat Johannes was overgeleverd…Je kunt ook iets goeds overleveren, de kerk leeft van de overlevering van het evangelie, maar hier is toch echt bedoeld: overgeleverd om te worden gedood. En juist in die situatie, waarin de boodschapper van het goede nieuws eraan gaat, juist daarin gaat Jezus naar Galilea – niet naar het machtige Juda met haar tempel en haar religieuze machthebbers, maar naar Galilea. Naar het achtergestelde Groningen, waar je van de machthebbers niet zoveel meer verwacht. Dáár zegt Jezus: de tijd is vervuld, de beslissende tijd is aangebroken. Misschien was de tijd tot nu toe leeg, het zal je tijd wel duren, zo is het altijd geweest en zo zal het altijd blijven, maar nu is die vervuld. Bekeer je en geloof in het Evangelie.
Dat woord evangelie – goede boodschap – dat werd ook gebruikt als een oorlog gewonnen was en de vijand verslagen. Zo gebruikt Jezus het ook, maar nu in verband met een strijd tegen andere machten. Direct op de lezing van vanmorgen volgt het verhaal over de genezing van een bezetene. Daarin gaat Jezus de strijd aan tegen de demonen, de geesten, die ons bezet houden. Ook onze tijd is vol van die geesten: dat je succesvol moet zijn, je lichaam in topconditie, dat onze economie moet blijven groeien, dat we bedreigd worden. Nou, dat soort machten overwint Jezus. We ervaren het vaak niet zo – sterker nog, niets wijst erop dat het zo is. Maar toch is het zo. Christus heeft het pleit gewonnen, goede moed wees voorgoed aan zijn hart gebonden. Zeker zullen wij vertrouwen, dat de macht van de nacht, nu geen stand kan houden.
Bekeer je en geloof in het Evangelie. Hij zegt niet dat je moet geloven, maar dat er in het Evangelie nu eindelijk de ruimte is om te geloven, om vertrouwen te hebben. Dus niet - geloof in het evangelie – alsof je dat op commando zou kunnen, maar: nu de strijd gestreden is, nu de kwade machten verslagen zijn, nu mag je er vertrouwen in hebben dat het goed is. Er zijn duizend redenen om geen vertrouwen te hebben – de teloorgang van het milieu, de verhuftering van de samenleving, de eenzaamheid van mensen die steeds meer met alleen zichzelf bezig zijn - maar hier mag je vertrouwen. In de ruimte van het goede bericht dat Marcus vertelt, in de ruimte van het Evangelie. Van die mens die ons gelijk zijn god redt en in de ruimte zet, het licht roept in de nacht, ons heil teweegbrengt.
En dan loopt hij langs de zee van Galilea en daar zijn Simon en Andreas, zijn broer. Die zee is eigenlijk meer een meer, maar wordt hier als zee aangeduid. Want die zee, die is levensbedreigend. Daar woonden de oermonsters, die zee die kon je verzwelgen. Die zee die stond voor de chaos, voor wat je als mens bedreigt. Voor het water dat je aan de lippen staat. Niet voor niets staat in het boek Openbaring dat de zee niet meer zal zijn. Dan zijn we voorgoed bevrijde mensen. Dus niet toevallig ziet Jezus die broers bij de zee. Hij ziet ons niet in de eerste plaats in onze comfort zone, waar we onbezorgd genieten en de zee van ons leven spiegelglad is, maar hij ontmoet ons daar waar de golven over ons heen dreigen te slaan. De zinloosheid, de depressie, de eenzaamheid, de dorst en de honger, de angst. Waar de netten loodzwaar zijn, niet van vis, maar van teleurstelling, desillusie…Kom, achter mij. En verderop, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, die in het schip de netten aan het herstellen waren. Ach, zo doe je dat. Herstellen, stukwerk, kijken of er nog wat van te maken valt. Maar of het nog lukt, of je niet achter de feiten aanloopt. Jijzelf, de politiek met haar klimaatverdragen en protocollen en onderhandelingen. En meteen riep hij hen. En terstond lieten zij hun vader Zebedeüs in het schip achter, met de loonarbeiders, en gingen weg. Hem achterna. Ze hadden het best goed, een vissersbedrijf met loonarbeiders, geen dreigend Europees verbod op pulsvissen … maar toch: ze gingen hem achterna. Terstond.
Laat maar los wat je gevangenhoudt, wat je belemmert, wat je belast. Ergens is naar de kerk gaan en aangaan aan de Tafel van de Heer, te vergelijken met de beweging van die leerlingen. Niet zo radicaal, niet zo ingrijpend misschien, maar hier speuren we toch de ruimte, het goede bericht, dat het anders kan. Een andere mogelijkheid. Weg van de strijd in onszelf en in de wereld en in ons leven en in ons geloven. Loslaten, al is het maar even, onze zware netten. Ons verdriet, onze pijn, onze schuld. In het vertrouwen dat God ons geeft; in het goede bericht dat het overwonnen is, ondanks alles, de strijd gestreden. Verzoend, met God, met elkaar en onszelf. Amen.
Drempelgebed
Dank U, trouwe God, dat u ons samengebracht heeft in dit huis
Dat u ons geroepen heeft
Misschien niet zo ingrijpend als de roeping van Samuël
Of de roeping van uw leerlingen
Maar toch…
We zijn dankbaar dat we ons leven en alles wat daarin speelt
Mogen zien in het licht van uw spreken tot ons
In het licht van uw barmhartigheid en trouw.
Geef dat wij uw spreken mogen verstaan
In Jezus’ naam. Amen
Kyriëgebed
Vanwege de onbarmhartigheid in deze wereld bidden wij tot u
U weet hoe deze aarde overgeleverd is aan machten die als goden over ons heersen
Waar is de menselijke maat:
Van vriendschap en trouw
Van gerechtigheid en genoeg voor iedereen
Van vrede in onze huizen en in de wereld
Van vrede met onszelf en met elkaar
Er is zoveel verdriet en nood.
Maar u bent een God van ontferming
Een God van vergeving en nieuw begin
Op u is ons vertrouwen, onze hoop
Ontferm U, zo bidden en zingen wij:
Zondagsgebed
Goede God
U die profeten en profetessen geroepen hebt
U die mensen geroepen hebt, steeds weer,
Om uw stem te verstaan, om uw woord te spreken, om u wil te doen.
Open ons
Dat wij uw roepstem mogen horen
En daaruit mogen leven.
Amen.
Dankgebed en voorbeden
In de onvruchtbaarheid van ons bestaan
In achtergebleven gebied
Waar we niet meer durven te hopen
Roept u ons tot leven
Roept u ons tot leven
Al stormt het om ons heen en in onszelf
Al gaan de chaosmachten tekeer
Wij danken u voor die stem
Die stem in ons bestaan
Die ons roep en aanspreekt
Die niet zwijgt
En waar wij vastlopen God
In ons eigen leven
In de politiek
In de wereld
Wil daar verschijnen
Wil ons daar roepen
En de moet geven om los te laten
Wat ons ontmenselijkt
Wat ons tekort doet
Wat uw toekomst in de weg staat
Roep in deze wereld
Zo dat we niet volgen
De doodlopende wegen
De grootste mond
Alleen het eigenbelang
Het in schuld gevangen zijn
Roep ons tot bevrijding
Roep ons tot toekomst
En spreek tot ons in de stilte, als we u toevertrouwen wat ons belast, wat on bezighoudt, wat we verder met u willen delen…