Lucas 19, 29-40

Zondag 9 april 2017, Palmzondag, Protestantse Gemeente Assendelft

Gemeente van Jezus Christus,

We lezen altijd over de intocht van Jezus op Palmzondag. In de kloosters bewaren ze ook nog de oude traditie om over die intocht te lezen op de eerste zondag van advent. Op die zondag de eerste van het kerkelijk jaar – staat de kerk stil bij de komende de intocht van de koning in de wereld. Maar omdat de wereld een beetje te groot is heeft men het op die zondag over de intocht in Jeruzalem. Dus in die intocht in Jeruzalem gaat het over de intocht van Jezus in de wereld.

In de bundel `God op een kinderfietsje` dicht J.B. Charles:

Heft poorten, uw hoofden omhoog

en verheft ze, gij aloude ingangen,

opdat de koning der ere inga-

en ieder hield zijn adem in

(men verwachtte iets geweldigs) -

toen kwam er een stille Joodse man

op een ezeltje langs,

en dat was ‘m’

Dat is alles. Een stille Joodse man op en ezeltje. Minder stil is de hele groep leerlingen die staat te roepen: Gezegend is de Koning, Die daar komt in de Naam van de Heere. ​Vrede​ in de hemel en heerlijkheid in de hoogste hemelen. De kerkelijke gemeente die kerstmis gevierd heeft moet hier de oren spitsen. De engelen zongen: vrede op aarde. Dat was de bedoeling. Maar nu horen we die leerlingen roepen: vrede in de hemel. Dat is een opvallend verschil. Blijkbaar ligt het niet zo makkelijk met vrede op aarde. Met Erdogan, een aanslag in St Petersburg, een gifgasaanval in Syrië…Vrede in de hemel, daar kun je je nog wat bij voorstellen, maar dat het gelijk in de hemel alzo ook op de aarde zal zijn. Nee, dat niet.

En toch gaat hij daar door de straten van Jeruzalem. Die stille Joodse man op een ezeltje. Een ezeltje waarop nog nooit iemand gezeten heeft. Om te begrijpen waarom dat er staat moeten we naar het zogenoemd oude testament. De ark met Gods geboden is in de handend geweest van de Filistijnen en keert na lange tijd terug naar Israël. De priesters geven duidelijk instructies: de ark moet geladen worden op een nieuwe wagen getrokken door twee koeien waarop nog nooit een juk gelegen heeft. Als je God woord gaat vervoeren dan neem je geen oude wagen en geen oud vee. Dan neem je het nieuwste van het nieuwste. Dus als Jezus eeuwen later als het levende woord van God, Gods woord in persoon, Jeruzalem binnenrijdt, dan kan dan niet anders dan op een veulen waarop nog nooit een mens gezeten heeft. Het veulen staat er al eeuwen klaar voor zo lijkt het. Het hoeft alleen nog maar even losgemaakt te worden. Zo vertelt Lucas ons dat Gods woord intocht houdt en dat de mensen juichen als de gemeente in de synagoge voor een Thora rol.

Ze werpen hun kleren op het veulen en spreiden hun kleren uit op de weg. Onwillekeurig denk je aan de man zonder kleren die naakt en bezeten tussen de graven liep voordat Jezus hem genas. Onwillekeurig denk je aan man onderweg van Jeruzalem naar Jericho die in handen van rovers viel die hem de kleren uittrokken. Die naakte mensen, alsof zij hier staan om hun koning welkom te heten. De koning der naakten, de koning der beroofden.

Maar hoe ziet zo’n koning er nu uit? Wie is hij. Vanuit een koninklijk paleis kun je heel veel voor de armen doen. Je inzetten voor kleine leningen voor armen in de derde wereld. Laten merken dat je begaan bent met de zwakkeren in de samenleving. Het is uitermate nuttig, maar de koning over wie het hier gaat heeft geen paleis. Op wie hij lijkt vertelt Lucas zo: Zij brachten het – het veulen - vervolgens naar ​Jezus. En nadat zij hun ​kleren​ op het veulen geworpen hadden, zetten zij ​Jezus​ daarop. Dat staat een beetje gek, zo zeggen wij dat niet, dus de Nieuwe Bijbelvertaling heeft `ze lieten hem erop zitten.` Dat staat wel bij de andere drie evangelisten – Mattheüs, Marcus en Johannes – hij ging erop zitten, maar bij Lucas staat dus: zij zétten hem erop. Dat is raar, want het is een ezelsveulen en met één beenzwaai kon Jezus zelf op dat ezeltje komen. Daar hoef je helemaal niet groot voor te zijn. Nu hoorde ik laatst een verhaal van een theoloog en die had even de moeite genomen om na te kijken waar dat woord `hem doen opstappen, hem erop zetten` nog meer voorkomt bij Lucas. Nou, dat woord komt nog maar op één plaats voor en dat is in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. Een man is op de weg van Jeruzalem naar Jericho in handen van rovers gevallen en ligt halfdood en naakt aan de kant van de weg. Uiteindelijk komt dan die Samaritaan en die ontfermt zich over hem, verzorgt zich over hem en zet hem op zijn rijdier.

Nu bij de intocht in Jeruzalem vertelt Lucas dat Jezus op dat veulen wordt gezet. Daarmee zegt hij: deze koning die intocht houdt, komt hier Jeruzalem binnen als een lotgenoot van die man uit de gelijkenis, als een lotgenoot van de man die in handen van rovers gevallen was.

Dat gaat gebeuren. Dat is dat droevige verhaal van Goede Vrijdag. Dat deze koning, Gods woord in persoon, in handen van rovers valt. En in hem zie je misschien wel al die beroofde ten dode opgeschreven mensen… al die droevige foto’s uit krant en journaal van de afgelopen week. Laten we proberen bij hem te blijven. Hij draagt het, hij draagt het mee, hij draagt deze wereld … Er kwam een stille Joodse man op een ezeltje. En dat was ‘m. Amen.