Zondag 18 mei 2014, zondag Cantate. Viering 40 jaar Cantate Deo
Gelezen: Johannes 14, 1-14 en 1 Petrus 2, 1-10
Gemeente van Jezus Christus,
Bij de voorbereiding van deze dienst hebben het bestuur van Cantate Deo en ik gekozen voor een gewone viering. Gewoon met de lezingen die het oecumenisch leesrooster aangeeft. Niet alleen omdat een concert misschien wat hoog gegrepen is, maar vooral ook om Cantate Deo te laten doen wat ze altijd doet: de gemeentezang ondersteunen, de liturgie dragen. Haar naam – Cantate Deo -betekent: zing voor God. En waar gebeurt dat nu meer, dieper, geloviger, dan daar waar de gemeente samenkomt.
En als je zingt voor God dan mag je het beste uit jezelf halen. Ik ken alleen de huidige dirigent – Wiger Levering – en ik kan u vertellen dat hij behoorlijk wat van de koorleden vraagt. Liturgie is per slot van rekening een uiterst serieus spel. Het heeft iets van een theaterstuk, een enkeling verkleedt zich zelfs en trekt een mantel aan. Ieder speelt z’n rol en ieder speelt ook zichzelf. Er klinkt een Woord en we hopen en bidden en zingen opdat het gebeurt: dat we God en elkaar ontmoeten en dat we daardoor meer tot onze bestemming komen. Meer die mens worden waartoe we bedoeld zijn.
Binnen de ruimte van die liturgie kan ook wel het een en ander gezegd en gezongen worden. Sterker nog, dat moet zelfs. Binnen die liturgie moet het hoge Woord eruit. Zo ook vanmorgen: Legt af alle boosheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en roddel en verlangt als pasgeborenen naar de echte melk van het woord en groeit daardoor toe naar bevrijding. Aldus de schrijver van de Petrusbrief. Zou er nu nooit iemand boos worden als Cantate Deo repeteert? Als de mannen achterin niet opletten, de alten voor de vierde keer te laat inzetten? Al is er met dat boos worden in de Petrusbrief absoluut wat anders en wat stevigers bedoeld dan de kritische noten van een dirigent of enig onderling gemor.
En zouden we in de gemeente nooit roddelen, terwijl we dat toch eigenlijk heel gemakkelijk en misschien ook wel graag doen? Nee, natuurlijk niet. Niets menselijks is de gemeente en haar koor vreemd maar er is in alles toch een verlangen dat het anders toe zal gaan. Richt je op dat verlangen, als pasgeborenen naar de melk van het woord.
Als ik dat beeld even toelaat dan zie ik zo’n radeloos kind, volstrekt afhankelijk, alleen gericht op dat ene… het is van levensbelang. Zonder die borst of dat flesje gaat het mis. En ergens hebben we dat vermoeden in de gemeente misschien ook wel. Als God niet gesproken had – als er niet één was geweest die ons de God van Israël had leren kennen – dan waren we misschien wel ten dode opgeschreven. En zelfs als we het niet redden, dan willen we hier in de gemeente nog leven van de hoop dat dat niet het laatste is dat er over ons te zeggen valt.
Johannes laat Jezus zeggen dat Hij is uitgetrokken naar de plaats waar we het niet redden – naar Egypte, doodsgebied – maar dat Hij daaruit ook is teruggekeerd. Hij is daar geweest om ons een plaats te bereiden. De aarde is beloofd land en in dat beloofde land zijn vele woningen. Het zij gezegd in de eerste plaats aan hen die dakloos zijn, de vluchtelingen, de aan de kant geschoven mensen. Mensen die op aarde geen thuis vinden, de woninglozen, de bedreigden en ontrechten. Turkse mijnarbeiders, Nigeriaanse meisjes en vrouwen…Zij zullen een plaats krijgen waar ze thuis zijn. Een van de leerlingen – Filippus – begrijpt het nog niet helemaal en zegt: toon ons de vader. En dan antwoordt Jezus: als je mij gezien hebt, dan heb je de vader gezien.
Je kunt met God en met God de Vader alle kanten op. Godsbeelden zijn geweldig interessant. Je kunt er uren over praten. Maar het gaat Jezus niet om een tijdverdrijf of vergelijkende godsdienstwetenschap. Als je mij kent, ken je de vader. Dan weet je dat er een doorkomen aan is, dan weet je van bevrijding uit dood en slavernij, dan weet je van beloofd land dat in jou zingt, veertig jaar, een leven lang.
Ik stip de lezingen van vanmorgen terloops aan. Wat te denken van de eerste lezing uit het boek Deuteronomium. Als je kinderen je later vragen wat die geboden te betekenen hebben, die regels ten leven, wat moet je dan antwoorden? Het gaat hier om de Tora in de betekenis van de ge- en verboden die de Eeuwige volgens de overlevering aan Israël gegeven heeft. Wat jij niet wil dat jou wordt aangedaan, doe dat ook een ander niet. Doe dit, en je zult leven. Geen slaaf mee, maar bevrijd mens, in Naam van die Éne die het als geen ander waard is om god genoemd te worden.
Het is rijkdom, wijsheid, woord ten leven. Toevertrouwd aan Israël en later ook aan de volkeren die nog van niets wisten. Hoog gegrepen woorden om in je hart te dragen, die aanzetten tot zingen. Zingt de Eeuwige een nieuw lied, zingt psalm 98. Nieuw in de betekenis van `nog nooit eerder gehoord, verrassend`. En dat nieuwe lied zingen wij nog steeds- God betere het –omdat de wereld maar niet veranderen wil.
Deze zondag in de tijd van Pasen heet vanouds zondag Cantate. Zondag zingt, naar d woorden van psalm 91: Zingt de Eeuwige een nieuw lied. Centraal op deze zondag staat vanouds de betekenis, de waarde, van de lofzang en de kerkmuziek. Geen betere dag dankbaar voor de viering van het jubileum van een koor, van een cantorij. Veertig jaar, dat is in de bijbel de tijd dat Israël door de woestijn trok op weg naar het beloofde land. In navolging van Israël weten wij ons ook op weg, met vallen en opstaan, in goede en kwade dagen. God dank is daar het woord dat blijft in Eeuwigheid en de van God gegeven mogelijkheid om te zingen. Dat Cantate Deo ons hier in onze gemeente nog lang in mag voorgaan. Amen.