18 juni 2017, 2e na Trinitatis,Protestantse Gemeente Broek in Waterland.
Gemeente van Jezus Christus,
De gelijkenis van vanmorgen stelt een kwestie aan de orde die we in de bijbel, van het begin tot het eind, met grote regelmaat tegenkomen: rijken versus armen, de vraag naar gerechtigheid.
Uit wat de bijbel daarover zegt trekken Christenen – laat ik me daartoe beperken – de meest uiteenlopende consequenties. De ene groep zal altijd op een partij stemmen die de inkomensverschillen wil beperken, de uitkeringen wil verhogen en een ruimhartig beleid wil voeren op de gebieden migratie en ontwikkelingssamenwerking. De andere groep daarentegen zal altijd op een partij stemmen waarvan ze denkt dat die het beste is voor de Nederlandse economie; want – zo is de redenering – hoe gezonder die economie is, hoe meer mensen uiteindelijk kunnen delen in de welvaart.
De tijd dat mijn preken verkapte stemadviezen waren heb ik achter me gelaten. We hebben in de kerk allemaal de wet en de profeten, maar welke consequentie je daaraan moet verbinden is nog niet zo duidelijk.
Het zou heel makkelijk zijn om vanmorgen een vrij simplistisch en moralistisch verhaal te houden. Dat verhaal zou ongeveer als volgt klinken: gemeente, het gaat vanmorgen over een rijke man en over de arme Lazarus. En misschien had u het al geraden die rijken dat zijn wij – althans de meesten van ons – en de armen dat zijn de mensen die met gevaar voor eigen leven de Middellandse Zee overstekenen die bij ons bekend staan als economische vluchtelingen. Ze liggen aan de poort van Europa zoals de bedelaar Lazarus ligt voor de poort van de rijke. En zoals de rijke in de gelijkenis Lazarus niet ziet, zo doen wij – of onze politici – er alles aan om die economische vluchtelingen niet te zien. Maar uiteindelijk krijgt die economische vluchteling een ereplaats – op schoot bij aartsvader Abraham – en stikt die rijke de moord in de onderwereld.
Maar deze uitleg is – zoals gezegd – simplistisch en moralistisch. Wat heeft het voor zin om u en mijzelf de oren te wassen? Bovendien is er met rijkdom op zich in de bijbel helemaal niets mis. De rijke verkeerd in goed gezelschap. Abraham, David, Salomo, Job… Rijkdom is een zegen van God. Ook bij ons thuis werd God vroeger nog gebeden met de woorden `waar menig mens eet ’t brood der smarte hebt gij ons mild en wel gevoed.` Op een gegeven moment hielden mijn ouders ermee op omdat ze toch wel moeite hadden met een God die de een zegent met rijkdom en werkloos lijkt toe te kijken hoe te ander het brood der smarte eet. Maar goed, met rijkdom op zich heeft de bijbel geen moeite, het wordt zelfs gezien als zegen. In orthodox protestantse kringen zag men rijkdom soms zelfs als aanwijzing dat God jou in zijn eeuwig en ondoorgrondelijk raadsbesluit had uitverkoren, al wist je dat natuurlijk nooit zeker.
Lucas heeft het over een zekere rijke. Een willekeurige rijke. Al is hij wel extreem rijk: purperen kleding, fijn linnen, elke dag vrolijkheid en overdadigheid. Voor zijn poort ligt de bedelaar Lazarus. Hij is bedekt met zweren, te vies om aan te pakken. Honden, onreine dieren, likken zijn zweren. Hij hoopt zijn honger te stillen met de kruimels die overblijven van het feestmaal van de rijke. Extreem rijk tegenover extreem arm. De bedelaar heeft alleen één ding dat de rijke niet heeft, en dat is een naam. Lazarus, God helpt.
Dan gaan ze dood. De rijke belandt in de onderwereld, dorstend, omgeven door vlammen. Lazarus krijgt zijn ereplaats op de schoot van vader Abraham. De rollen zijn omgekeerd. De rijke vraagt `Vader Abraham, ontferm u over mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen`, maar de aartsvader is niet te vermurwen. Tot in eeuwigheid lijkt het te blijven zoals het is. De rijke is te laat. En omdat hij wil voorkomen dat het voor zijn vijf nog in leven zijnde broers ook te laat zal zijn doet hij Abraham een ander verzoek: stuur Lazarus dan naar mijn broers om hen te waarschuwen opdat het hen niet vergaat zoals mij. Maar eenmaal en andermaal wijst Abraham ook dit af. Die broers van jou bekeren zich niet. Als ze zich niet laten overtuigen door Mozes en de profeten dan laten ze zich ook niet overtuigen als iemand uit de doden zou opstaan.
De rijke is te laat en ook met zijn broers komt het niet meer goed. De zes rijke broers zijn reddeloos verloren omdat ze niet zien dat Lazarus de zevende broer is. De broederschap, de zusterschap, is niet volledig als je die ene broer, die ene zus buiten laat staan.
In de gelijkenis is het voor de broers te laat. Maar het is een gelijkenis.
Wij horen haar, zo lang nadat Lucas haar opgeschreven heeft. Misschien herkent u zich een beetje in die rijke, maar toch ook weer niet helemaal. De diaconie haalt altijd nog een behoorlijk bedrag op nog afgezien van al die andere goede doelen die u – voor zover dat in uw vermogen ligt - steunt. U geeft waarschijnlijk best iets aan de zogenoemde derde wereld ook al weet u zeker dat er soms meer aan de strijkstok blijft hangen dan u zou willen. En op vakantie in een arm land zou u best iets willen geven aan die man die zo aan Lazarus doet denken, maar als je dat doet heb je weldra een heel stel bedelaars achter je aan. En wie zou niet willen dat alles wat we kochten een keurmerk had: geen kinderarbeid, geen dodelijke bestrijdingsmiddelen, geen illegale naaiateliers…..
En ook al is dat allemaal misschien niet zo heel veel – en ook al verkopen we ons bezit niet om het aan de armen te geven (als dat al iets zou oplossen) – het heeft wel te maken met waar het in Mozes en de profeten over gaat. Dat er een weg is naar een beloofd land waar gerechtigheid woont, waar recht wordt gedaan.
Ik weet niet of we bekeerd zijn door Mozes en de profeten, door het verhaal van Jezus – God helpt in `levende lijve`. Ik weet alleen wel dat hun stemmen klinken, in mensen als Lazarus. Dat we ons mogen omkeren en daarin rijk mogen zijn. Amen