Kerstmis 2017
Gemeente van Christus,
Of u het geloven wilt of niet, ik ben erbij geweest. Vraag me niet hoe lang geleden het was maar laten we zeggen rond de tweeduizend jaar. Het gerucht in de hemel deed al een tijd de ronde. Het gaat niet goed op aarde. De mensen staan elkaar naar het leven, er is geen gerechtigheid, de mensen kiezen alleen voor hun eigen belang, huwelijken lopen stuk, mensen slaan elkaar de hersens in omdat ze van elkaar verschillen of een ander geloof hebben. Dus God had het over ingrijpen van hogerhand. Niet zoals keizers dat plegen te doen, of, zoals in jullie tijd, mensen als Poetin en Erdogan, maar op zijn eigen manier. Ingrijpen van hogerhand is bij deze God vaak ingrijpen met zachte hand. Alsof hij gelooft dat de zachte krachten het uiteindelijk zullen winnen. Wij engelen geloofden daar eerlijk gezegd niet in. Maar wat zijn wij anders dan boodschappenjongens en meiden van de goede God. We doen niets anders dan overbrengen wat hij te zeggen heeft.
Het gerucht deed dus al een tijd de ronde. De Eeuwige zat er al een tijd op te broeden. Eigenlijk al vanaf het moment dat de mens tevoorschijn kwam. Het bevalt me niet in de hemel, het is te ver weg. Ik zou duizend keer liever Immanuël zijn, dat wil zeggen, God met ons, God met mensen. Niet ver weg, niet alleen als troost voor na dit leven, maar daar zijn waar mensen hun leven leven. Waar mensen liefhebben en haten, oorlog voeren en vrede sluiten, het leven omarmen of aan het leven kapot gaan. Daar wil ik zijn. Zo denkt God, zo heeft hij altijd gedacht. Zo is hij altijd nabij geweest, al lang voor Christus’ geboorte.
Maar in de éne, in dat kind dat u vannacht hier heeft samengebracht, wilde hij nog eenmaal duidelijk maken waarom het hem altijd te doen is geweest. Waarom hij God wilde zijn. En hij koos zoals gezegd niet voor het koningschap zoals de wereld dat kent. voor hem geen paleizen, zelfs geen tempels of kerken, maar hij koos ervoor om in alleen eenvoud mens te worden. Mens als u. In dat sterfelijk bestaan van u wilde hij geloofwaardig worden. Mens uit het huis van David, naar een oude belofte ooit door hem gedaan. Het moet de mens zijn, zei God, zoals ik de mens bedoeld heb. Vol van genade en waarheid.
Het gerucht deed al een tijd de rond. En toen het zover was en het kind geboren was, toen moesten we uitvliegen. Daar moeten jullie zijn, boven dat veld in Efrata, tegenwoordig een Joodse nederzetting op de Palestijnse Westelijke Jordaanoever. Hoe konden we in die nacht weten dat er in deze tijd nog geen vrede zou zijn. Nee, we geloofden het. Boven de velden aangekomen zongen we uit volle borst: Ere zij God in den hoge en vrede op aarde. God heeft in mensen een welbehagen. Ach, ik weet het, u vindt het mooi om met ons mee te zingen. Dat wil u ook: vrede op aarde en een God die van je houdt. En God had gelijk. God heeft altijd gelijk. Dat kind van hem, dat was ook vrede op aarde. Wat hij aanraakte werd heel. Wat lamgeslagen was kwam weer tot leven, wie doof was voor het goede ging weer horen, wie honger had kreeg te eten…
Ik was erbij die nacht. Ik heb uit volle borst meegezongen. Maar toen we uitgezongen waren, toen ben ik gebleven. Ik was benieuwd hoe het verder zou gaan, of iemand zich die nacht later nog zou herinneren, en of men het zou vieren. En zo ben ik hier gekomen. In de eerste plaats omdat iemand dat vroeg, in de tweede plaats omdat ik nieuwsgierig was. Tegenwoordig vieren ze kerstmis in kerken. Die had je tweeduizend jaar geleden nog niet. Tegenwoordig in Europa overigens ook steeds minder. Maar dat terzijde, die kerken die hebben dat verhaal verder verteld. Ieder jaar weer. Al stond de wereld in brand, al werden miljoenen mensen vermoord, als stierf een derde van de mensheid van de honger, die kerk die bleef zingen van vrede op aarde en van God die in mensen een welbehagen heeft. Ik ben er zelf al lang mee opgehouden. Ik geloof het niet meer. De wereld is me te donker, te onbehagelijk. Politici die geen welbehagen hebben in vluchtelingen en zogenoemde vreemdelingen krijgen steeds meer stemmen. De aanstaande president van de Verenigde Staten is een racist. De president van Rusland duldt geen enkele kritiek. De wereld wordt geregeerd door vreemde economische wetten die mensen aanzetten tot zelfverrijking en egoïsme. Er heerst oorlog, niet alleen in wat ooit Syrië was en in Soedan, maar ook bij mensen thuis. Mevrouw Jansen zit op het moment dat wij hier zitten in haar vuile onderbroek omdat er op kerstavond gebrek aan personeel is.
Ach, ik wil u kerstmis niet bederven. Maar ik geloof dus niet meer in wat ik tweeduizend jaar geleden begon te zingen. Ik heb het lang volgehouden, maar ik krijg het mijn engelenstrot niet meer uit… Maar er is een oud verhaal, het verhaal gaat, dat God er nog wel in gelooft. In die vrede op aarde, in die heelheid. En dat hij nog altijd evenveel van mensen houdt. En dat hij nog steeds gelooft dat het komen zal: dat rijk van gerechtigheid en vrede.
En als God erin gelooft, en als dat misschien ergens de reden is waarom u vanavond hier gekomen bent, dan kunnen wij er misschien ook weer in gaan geloven. Soms gebeurt het al, vrede op aarde. Misschien niet hier, maar vanavond tussen die lieve verzorger en mevrouw Jansen, tussen de man die zijn kerspakket gunt aan het Syrische gezin dat afgelopen jaar naast hem is komen wonen, in de kerk in Oostzaan waar het dodelijk cynisme plaatsmaakt voor hoop – en toch, en toch…-, in Efrata tussen die Jood en die Palestijn. God gelooft erin, nog steeds, nog altijd. Laten we in zijn Naam maar meedoen. Gezegend kerstfeest. Amen.